Goed

Ik deed me echt veel groter voor, vandaag. Veel en veel groter dan dat ik ben. Want ik moest Emily iets vertellen. Iets dat mij heel veel verdriet deed om te zeggen. En iets waarvan ik me niet anders kon en kan voorstellen dan dat het haar hart zou doen breken.

Dus moest ik zorgen dat dat niet gebeurde.

Daarom bereidde ik me uitermate goed voor, besprak dit voor met mensen met verstand van kinderen en haalde zeker vijf keer heel diep adem voordat ik begon. In ons favoriete restaurant.

“Em, ik moet je iets belangrijks vertellen.”
“Mmmmm. Ja, ok, even de roze stift zoeken.”
“Nee, schat. Even stoppen met kleuren, ik moet echt even iets zeggen.”
“Hmmmmmmm. Okeeeeeeeee.”

Zoekt toch roze stift. Kleurt verder. Uiteraard.

“Em. Mama en papa doen niet zo aardig tegen elkaar he?”
“Klopt.”
“Dat komt omdat we het niet zo goed eens kunnen worden over wat nou het beste zou zijn voor jou. Dat komt niet door jou. Dat is gewoon dom van ons.”
“Ja.”
“Dus hebben we met wat slimme mensen gepraat. Dat leek ons handig. Nu woon je omstebeurten bij papa en mama, he? We hebben nu samen besloten dat jij binnenkort bij mama gaat wonen. Papa zie je dan om het weekend. Is ook handiger, want papa heeft het heel erg druk en mama heeft geen baas. Geen baas is handiger dan wel een baas.”

Stopt met kleuren. Ze kijkt me aan. 

“Goed.”

Goed. Dat is wat ze zei. En ze kleurde verder.

Buiten winkelen honderden mensen hun kerstspul bij elkaar. Soms hand in hand. Soms met de gepaste afstand die bij een niet zo’n gelukkig huwelijk past. Soms tongzoenend met een hand op de kont. Soms alleen. Ik zie ze door het raam en bekijk ze lang. Dan kan ik mijn tranen verbergen voor mijn dochter die “goed” zei. Tranen om wat ik moest vertellen en tranen om het verhaal dat ik er omheen moest maken. Om maar te zorgen dat haar hart niet brak. Ik weet niet of dat is gelukt, of ik dat heb kunnen voorkomen. Ik weet alleen dat ik mijn best heb gedaan en dat ik dat blijf doen. Ook als “goed” verandert in “kut”. Die kans is best aanwezig.

Even later:
“Mam, mag ik dan elke dag een toetje, als ik bij jou woon?”
“Daar denk ik over na, ik vergeet ze vast te kopen. Moet er verder nog iets anders?”
“Ja. Elke dag slapen bij jou in bed.”

Ze vouwt haar handen in bidpose onder haar kin en zet een pruillip op die ik niet eerder heb gezien. Ik schiet in de lach, zij ook. En onze hamburgers komen. We eten, we kletsen, we lachen, we maken de kleurplaat af. We komen er wel, wij samen. Echt wel.

Het is goed.