We moeten het even over iets hebben – lockdowndiaries, dag 31

Het is woensdag 15 april 2020. Dag 31 van onze slimme lockdown. En we moeten het even over iets hebben.

Want er gaan mensen helemaal in hun eentje dood. Veel mensen. En dat greep me gister heel erg naar m’n keel. Het kwam door een bijdrage van een verpleegkundige in een verzorgingstehuis in het programma #frontberichten. De beelden van de verzorgenden in vol beschermingsornaat, wandelend door de donkere gangen om nog donkerdere kamers binnen te sluipen om niet te wekken, maar wel te checken: daar werd ik al benauwd van. En toen vertelde hij wat hem van alles nog het meeste aangreep. Dat de mensen nu in hun eentje doodgaan.

In je eentje doodgaan kan gebeuren. Ik zou hier zo mijn onmogelijke trap af kunnen lazeren, mijn nek breken en dan in mijn eentje sterven. Lullig, maar echt mee krijg ik het niet en ik kan alleen maar hopen dat ik een beetje bijtijds gevonden wordt, dat ziet er wat gezelliger uit. Maar dat zijn de noodlotsterfgevallen. De plotselinge doden. Het onvoorziene sterven. Hier gaat het om mensen van wie iedereen weet dat het nog een dag, misschien twee, hooguit een week, ieder moment aanstaande is. Die laat je niet alleen. Mensen op het randje van het leven, die aaien we door hun haren. Daar houden we de hand van vast. Daar fluisteren we tegen. We dimmen het licht, leggen een washandje op hun hoofd, poetsen wat zweet weg, schudden hun kussen op. Zorgen voor geen pijn, of in ieder geval zo min mogelijk. We vragen of het gaat, wat we kunnen doen. Of ze nog lekker liggen. En bij geen antwoord, gaan we zo goed mogelijk na wat wij in hun plaats zouden willen. Als wij een sterfgeval zouden zijn.

Mensen die doodgaan, die laat je niet alleen. Behalve als het moet. Omdat de mevrouw op de kamer daarnaast in nog grotere nood verkeert, bijvoorbeeld. De meneer daarnaast moet worden verschoond, al een tijdje. Om het onnoemelijk lijden in kamer 3 verder te verzachten, omdat het daar ook echt niet meer gaat. Om even naar het toilet te kunnen. Om te kunnen eten. Omdat er heel veel handen tekort komen. Al jaren. Al vele opiniestukken, kamervragen en talkshowtafels geleden kwamen die handen tekort. En toen was het sterven nog niet eens zo ondenkbaar bruut als nu. Ze doen al heel lang wat ze kunnen, veel te lang. En nu moeten ze elk eenzaam sterfgeval wederom concluderen dat het niet genoeg was, dat wat ze kunnen.

Ik huilde, bij het filmpje van deze verpleegkundige. Om zijn eerlijke observatie. Om het feit dat zoveel mensen nu alleen sterven. Familie kan, durft, mag niet op bezoek. De mensen die zorgen zijn te druk. En er gaan nu echt veel meer mensen dood. Dan ben je negentig. Tachtig. Jonger misschien nog. Het was een rijk leven, of misschien wel helemaal niet, maar het was een heel leven. Er waren liefdes, eerste keren, ruzies, amoureuze nachten. Er was oorlog, honger, crisis na crisis en een huwelijk bovendien. Er kwamen kinderen, er waren collega’s, er werd gelachen, gekaart, gedronken, gegeten, ontmoet, gedag gezegd, verlies geleden en gewonnen. Veel fouten, net zoveel goede dingen. Dagen met een zilveren randje, soms gitzwart. Het was een heel leven. Een voldragen leven. Dat hoort niet gedag gezegd in je eentje.

De gevolgen van deze coronof*ckup raken iedereen. En alles. In meer of meerdere mate. Maar ik huilde bij het besef dat zoveel mensen met voldragen levens dat leven laten in een donkere kamer, helemaal alleen. Dat er niet tegen te rennen valt. Dat we dit niet helemaal hebben kunnen voorzien, maar zeker wel hebben laten gebeuren. De oplossing? Ik heb echt even geen enkel idee, maar iedereen moet dit weten. Met een groot aanzien voor zij die voor onze ouderen zorgen. En niet meer handen hebben dan dit. Dit mag niet worden vergeten. Niet nu, niet later.

Het was dag eenendertig. En er zijn zoveel voldragen levens nog helemaal niet af.


November dag – lockdowndiaries, dag 28

Het is 12 april 2020, dag 28 van blijftochingodsnaamthuis. Vandaag sloten we de Bollenstreek af omdat mensen dom zijn. Of in ieder geval: omdat er veel domme mensen zijn. En die verzamelden zich allemaal daar vanmiddag. Van mij hadden ze niet alleen af mogen sluiten, maar ook in mogen sluiten. Een hek om alle dagjestoeristen, paar rollen pleepapier, wat brood, flesje water en je helemaal gek genieten van die Bollenstreek want dat wilde je toch zo graag?

Vandaag was ook dag zeven uit zeven van mijn nieuwe regime: ik heb de afgelopen week elke dag gesport. Elke. Dag. Ja. En ik raad het iedereen aan. Ruim twee jaar geleden veranderde ik van een nooitsporter naar een trouwetweekeerperweeksporter. Het was een koude dag in november en ik zat huilend in mijn auto na een zakelijke afspraak. Had niets met die afspraak te maken, ging hartstikke goed, maar het had me mijn laatste beetje postnatale energie gekost en ik wist niet meer hoe ik naar huis moest rijden. Vijf maanden daarvoor was ik bevallen en eigenlijk was alles een chaos sindsdien. Het ging zacht gezegd niet helemaal optimaal met me en daar in de auto brak ik. Er moesten dingen anders maar ik wist niet goed wat en al helemaal niet hoe. Mijn vriendinnen vonden therapie een goede oplossing, maar ik had zelfs daar de energie niet voor. Ik wist het niet meer en de tranen met bijbehorend snot bleven maar druppen op mijn postnatale borsten en buik. En toen zag ik ineens de beplakte gevel van het etablissement waar ik mijn afspraak had gehad: er zat ook een sportschool. Er moesten dingen anders en dat ging niemand voor me doen, wist ik. Dat kon ik alleen zelf. Wat nou als ik letterlijk in beweging zou komen in plaats van een therapeut mijn psyche laten plukken en zo hopen dat er iets zou verschuiven? (waar overigens absoluut helemaal niets mis mee is, ik durf wel te zeggen dat het mijn leven heeft gered en op z’n minst heeft gezorgd dat ik ben waar ik nu ben)

De volgende dag belde ik de sportschool. “Ik moet in beweging komen” heb ik letterlijk gezegd. “En ik kan precies niks, ik heb ook geen conditie, als ik mijn trap op ben gelopen, sterf ik ongeveer” vulde ik aan. Ik sluit niet uit dat ik nog iets heb geroepen over dat mijn borsten af en toe nog moedermelk lekten, ik was zoals gezegd niet helemaal mezelf. Het schrok de sportschoolman niet af, ik was welkom voor personal training. Dus ik ging. En of ik ging: élke week, twee keer. Elke keer voelde ik me iets minder een totaalkneus. Elke keer ging ik sneller, zwaarder en harder. Elke keer had ik er meer plezier in. En elke keer werd ik een beetje sterker. De kracht die ik opbouwde in mijn lijf zorgde er langzaam voor dat alles beter te dragen voelde, want ik zat beter in mijn vel en stond steviger op mijn benen. Ik was in beweging gekomen en kreeg daarmee elke keer weer een beetje meer grip op alles wat er niet liep. Het was een belangrijke ingeving geweest, op die dag in november.

Nu is de sportschool dicht, maar weet ik zeker dat ik moet blijven bewegen. Ondanks mijn liefde voor bewegen lukte thuis sporten me in deze twee jaar ongeveer precies helemaal 1 keer. Niet echt een track record waardoor ik dacht dat het me nu wel zou lukken. Toch doe ik het. Een vriendin tipte me de video’s van Fitness Marshall op YouTube en ze zijn hilarisch (tip: doe dit bij voorkeur in je eentje, zelfs mijn tweejarige lacht me uit om mijn moves). Ik kan er helemaal niks van, maar ik heb ontzettend veel lol en zo houd ik het vol. Bovendien nodigt eenmaal bewegen uit tot nog meer bewegen en zo doe ik ineens allerlei extra oefeningen nadat ik ben uitgedanst. Het maakt me vrolijk, energieker, sterker en daardoor draagkrachtiger. Ik kom nu elke dag in beweging juist omdat de hele wereld stilstaat. Het helpt. In ieder geval mij. 

Het was dag achtentwintig van blijftochingodsnaamthuis en in de verzorgingshuizen is een stille coronaslachting gaande. Het was dag achtentwintig, er werd een vaccin voorspeld voor einde jaar. Het was dag achtentwintig en de curves vlakken af, ondanks de Bollenstreekmongolen, laten we hopen dat het zo blijft. Het was dag achtentwintig en mijn jongste plaste acht keer binnen een uur op het potje en lijkt daarmee steeds zindelijker (ook vraag ik me af of ze geen blaasontsteking heeft). Het was dag achtentwintig en ik dacht vandaag aan wat zo’n gigantische golf van rouw gaat doen met het welzijn van zoveel wereldbevolking. Het was dag achtentwintig, de zon scheen. In mijn straat waren er geen mensen. 

Kalmte om te redden – lockdowndiaries, dag 26

Het is vrijdag 10 april, dag ontelbaar van onze intelligente lockdown. Een term waarbij ik me vooral afvraag hoe een domme lockdown er dan precies uitziet? We zullen alleen achteraf weten wie er slim was, wie goed deed, wie faalde, wie niet. Houd vol, sprak Rutte. Houd vol, houd moed, blijf doorgaan met thuis blijven.

Ik had veel verwacht, maar niet dat ik zo ontzettend kalm zou zijn. Op de eerste twee weken na, toen was ik high on adrenaline zoals high zou zijn on heroïne, denk ik. En ineens was het weg, alleen de nachtmerries zijn gebleven. Maar overdag heb ik eigenlijk bijzonder weinig gedachten. Terwijl ik toch makkelijk in aanmerking kwam voor een vermelding in het Guiness Book of Records als het ging om piekeren. Of hypochonderen. En ik blonk ook niet bepaald uit in lief zijn voor mezelf. Het kon altijd beter, sneller, mooier, leuker, liever, meer. Pogingen om mijn narratief te veranderen strandden steevast al ver voor het ontbijt.

Nu is het alsof mijn gedachten zijn stilgezet. En ik me zonder tegenstribbelen heb overgegeven aan de chaos, de onzekerheid, de krankzinnigheid. Ik heb stilzwijgend ingestemd met een nieuw narratief met eenzelfde open einde. Alleen ben ik in dit verhaal juist wel heel lief voor mezelf. Maak ik me weinig zorgen, maar zorg ik meer dan ooit. Vang ik op commando onzichtbare monstertjes en gooi ik ze zonder pardon uit het raam. Zeg ik bijna op alles ja, behalve op rolschaatsen want het is een slecht moment om een arm te breken. Word ik niet boos als de stoel is bekrast, heb ik de rommel in mijn huis omarmd. Geef ik mijn tiener ongevraagd liefdesadvies. En droog ik elke ochtend haar onzekere tranen. Leest ze me steeds vaker gedecideerd de les met een nieuwe prepuberale blik in haar ogen. Leren de zusjes elkaar steeds beter kennen en zijn ze zo lief voor elkaar. Gaat het zegeningen tellen steeds meer als vanzelf. Geniet ik van de hele dag peutergrapjes. Laat mijn concentratie te wensen over, maar gelukkig heb ik tijd. In dit verhaal heb ik tijd gekregen die dan wel weer mijn geduld op de proef stelt. Zoals wij allemaal. We wachten. En we weten niet precies waarop.

In dit nieuwe verhaal sta ik als een huis. Misschien is het een survivalmodus, misschien is het mijn nieuwe normaal. Misschien wel allebei. En het kan ook heel makkelijk tijdelijk zijn. Zolang ik sta, val ik in ieder geval niet om. En als ik omval, dan zie ik dat dan wel weer. Er is kalmte die me redt.

Het was gisteren dag zesentwintig week veel van velen. Het was de week waarin voor het eerst het woord exitstrategie viel, tot voor kort voorbehouden aan de -weten we het nog- de Brexit. Het was de week dat chef-Brexit op de IC belandde, maar zich nu naar eigen zeggen beter voelt. De week dat de arts die hem om beschermende middelen had gesmeekt, wel overleed aan COVID. Hij was 53 jaren oud. Het was de week dat de zon ging schijnen, verleidelijk als nooit eerder en we hielden onszelf zoveel mogelijk in. Het was week drie en ik had een prachtig gesprek met iemand die ik nog helemaal niet kende. Het was week drie cq drieeneenhalf cq vier en vergeet niet om hulp te vragen als je dat nodig hebt, er staan echt heel veel mensen klaar.

Blijf thuis, denk om elkaar. En blijf kalm als het kan.

PS: dank voor de lieve en bezorgde berichtjes over of het wel goed ging want het was hier zo stil. Ik schreef wel, maar dat houd ik nog even voor mezelf :) en ik moest veel werken. Lief dat jullie de verhaaltjes misten. I’m back.

Buddy – lockdowndiaries, dag achttien

Het is 2 april 2020 en dag en dag achttien van het gevang zonder tralies. Echt heel veel geruster wordt de berichtgeving niet. Er wordt nog steeds veel gevraagd van een ieder en de zorg in het bijzonder. En er wordt nog steeds gespannen gekeken naar wat de wind gaat doen, hoe stevig de storm gaat zijn. En op straat lijkt het zo rustig. 

Vanavond deed ik een online schrijfworkshop. In mijn vorige leven en dan een jaar of drie geleden, ging ik een week op ‘schrijfkamp’ in Eindhoven. Ik heb het eerder gezegd en ik zeg het nu weer: het was een van de meest bijzondere weken die ik beleefde. En leerzaam, bovendien. Diezelfde club organiseert nu online workshops, gegeven door mooie namen. De eerste: Buddy Wakefield. Ik wist na 1,5 minuut al: dit wil ik wel elke dag. De energie, het tempo, de opdrachten, maar ook het samenzijn in een groep met gelijkgestemden, al was het virtueel. Het interessante van een workshop als dit, is dat je wordt gedwongen tot schrijven. Vijf “prompts” kregen we, in elk drie minuten. Wat in het theater improviseren is, zo is dit qua schrijven: niet denken, maar doen. Met interessant en totaal nog niet deelbaar resultaat. Verrassend ook. “A God given blowjob” had ik ook niet aan zien komen als tekst door mij geschreven. 

Wat ik wil zeggen: denk om je input. De dagen en de weken als nu vragen veel. Ze vragen vooral om te geven, ongeveer alles dat je hebt. En nieuwe indrukken, nieuwe beelden, nieuwe perspectieven moeten we actief opzoeken en dat kan niet meer door naar het theater, de bioscoop, een museum, de kroeg of de stad in te gaan.  Dus voor we helemaal opdrogen: vind input. Er zijn heel veel mooie films te bekijken online (check bijvoorbeeld Cinemember), SPOT Groningen zet voorstellingen en concerten online (gratis), musea bieden virtuele tours, veel professionals doen aan online lessen: daar waar je kan, probeer het, want het helpt. Nieuwe indrukken wekken nieuwe gedachten op. En daardoor groeien we. Ook nu. En juist nu. 

Vandaag was dag achttien van uitzitten, afwachten, hopen en het beste er van maken. Vandaag was dag achttien, er werd weinig geruststellend gemeld. Het was dag achttien en steeds meermensen sterven in hun eentje. Hun spullen worden nagestuurd. Vandaag was dag achttien, iedereen doet nog steeds ieders best, in ieder geval voor zover ik kan zien. Het was dag achttien en ik gilde als een viswijf uit het raam naar verveelde jongens die hondenpoep op een achteruitkijkspiegel smeerden: dat ze dat niet moesten doen. Het was dag achttien, er werd niet op straat gezwaaid, maar wel telefonisch en net zo gewaardeerd. Op deze dag achttien zag ik mijn lieve vriendin even kort, we hadden het nodige te bespreken, op afstand, veel afstand. Want hoe ontzettend het dag achttien van een wereldwijde crisis ook was, het leven op microniveau vindt ook weer een weg. Vergeet niet ook uw liefdesverdriet en liefdesvreugd met elkaar te delen. Het was dag achttien. En dat is wat het was. 

Het lukt allemaal maar net, maar het lukt – lockdowndiary dag 16 & 17

Het was 31 maart 2020 en dag zestien van de intelligente lockdown, zo heeft M. Rutte het genoemd. Het was ook de dag dat diezelfde M. Rutte een verlenging van deze intelligente lockdown aankondigde in een voor de verandering niet te misverstane persconferentie. Niet verrassend, wel, tja, wel niemand heeft er echt woorden voor. Tot en met 28 april blijft alles dat dicht is dicht.  Het was ook 1 april 2020, dag zeventien van het slimme opsluiten. We zijn er nog lang niet. 

Ik had een soort herkenning, de laatste dagen. Van een eerder gevoel, maar ik kon het steeds maar niet goed plaatsen. Tot vandaag. Het was van toen ik zwanger was, de meest recente keer. Ik en zwangerschapshormonen: geen goede combi, ik ga er ongelooflijk raar op. Zo eet ik bijvoorbeeld veel, als ik zwanger ben. Niet een beetje veel, echt ongelooflijk, belachelijk, gênant veel. Zoveel dat ik aan niemand ooit ga toegeven hoeveel, zoveel. En het gaat niet over wortels en sinaasappels, dat eten. Ook word ik enorm poetserig, dat is me doorgaans vreemd. Ik strijk de vaatdoekjes, als er een baby in me huist. Als niet, dan strijk ik niks. Maar goed, dat is niet wat ik herkende. Wat ik herkende: dat van alle dagen thuis. Toen ik zwanger was, volgde er een soort thuisisolatie uit de behoefte van thuisgeïsoleerd. Ik verdroeg de mensen niet en was zelf ook redelijk tot stevig onverdraagbaar. Dus: toen ik zwanger was, was ik thuis. Alle dagen, hele dagen. Mijn fantastische kantoor, daar kwam ik niet meer. Koffies en lunches en borrels skipte ik, ondanks het gratis eten. Ik ging nog maar met een paar redenen de deur uit:

  1. Oudste kind halen of brengen van of naar school
  2. Verloskundige
  3. Boodschappen doen
  4. Werkafspraken die ik echtechtecht niet telefonisch kon doen
  5. Subways of Mc Donalds

Dat was het. Verder deed ik niks. Ja, werken in mijn woonkamer. Net als nu. Alleen eet ik minder en beweeg ik meer, die negen maanden stonden in het teken van er alles aan doen om zo min mogelijk te hoeven verplaatsen. Ik broedde in mijn nest. En that was it. Toen uitstekend te verdragen. Totaal geen moeite, geen centje pijn. Want bevangen door hormonen. Hoe anders is dat nu. Want nu moet ik, moeten we, wel. Ik gun jullie allemaal een beetje van mijn zwangerschapshormonen van toen en hoor graag hoe die eventueel reproduceerbaar zijn zonder feitelijk zwanger te worden want ik heb al allemaal kinderen en het is ook nogal onmogelijk gezien de social distancing. En ik heb al allemaal kinderen, vooral.  

Gister reageerde ik dan wel weer redelijk zwangerschapshormonaal op een mevrouw in de supermarkt die haar PMS op mijn projecteerde (of waarschijnlijk was dit andersom). Het begint er toch een beetje op te lijken dat veel mensen onder hoogspanning staan, mijzelf incluis, bleek toen. En logisch ook. Er wordt veel gevraagd van iedereen. Meer dan ooit, denk ik zelfs. Kinderen bezighouden, begeleiden, geruststellen, redden van onmogelijke vallen, helpen bij onmogelijke sommen, er af en toe wat eten in, een soort van ritme of structuur, ruzies sussen, pleisters plakken, kusjes delen, dansjes doen en allemaal tegelijk naar bed. Want ondertussen moet gewerkt. Gehuishoud. Gebeld. Gedacht. Gepland. Gerekend. Geademd. En niet doorgedraaid. Het lukt hier, met dank aan een noodoplossing, allemaal maar net. En dan zijn er nog de gezinnen zonder noodoplossing. Gezinnen zonder kinderen, mensen met een giftig huwelijk, singles met helemaal niemand, behalve online. Ik kan werkelijk niemand bedenken voor wie dit geen enorme wissel trekt, behalve dan misschien mensen die -nu dan- gezegend zijn met dezelfde zwangerschapshormonen als ik destijds. Ik mis mijn vrijheid, ik mis uit eten, ik mis naar de bioscoop in het Forum, ik mis mijn ritme en rituelen, ik mis mijn vriendinnen en vrienden, mijn familie, de kinderen missen hun vriendjes, ik mis de beveiligersloze supermarkt, ik mis zoals iedereen van ons mist. Maar ik ben nog gezond. En daar gaat het om. Vandaag verdrietige berichten van waar het anders is. Dus ik koester dat, dat van gezond. Ik koester de dromen over straks en alles wat we dan gaan doen. En tel mijn zegeningen. 

Het waren dag zestien en zeventien, dit is nog lang niet voorbij. Het waren dag zestien en ook zeventien en het is wel echt heerlijk lang licht. Dag zestien en zeventien, horen jullie ook al meer vogeltjes en valt de heldere lucht jullie wel op? Het waren dag zestien en zeventien van velen meer en ik ben kapot om eerlijk te zijn, zo ontzettend moe. Dag zestien en zeventien, nog steeds niemand weet wat de cijfers betekenen. Dag zestien en zeventien, de IC-bedden zouden wel eens snel schaars kunnen worden, blijkt alsnog. En we hopen allemaal van niet. Dag 16 en 17, ik prijs mezelf nog steeds gelukkig met zulke lieve kinderen als die van mij. Het waren dag zestien en zeventien en dag zestien was ronduit kut om allerlei, maar vandaag ging het alweer beter. Dag zes- en zeventien, er werd gezwaaid, helemaal uit Amsterdam, en ik huilde. Het waren dag zestien en zeventien. Hang in there, liefjes. We zijn er nog niet, maar we komen er wel.