Mijn ontmoeting die van jou had kunnen zijn

Een keurig gekapte bobline, durekappersblond. Leesbril als diadeem. Sjaaltje, deftig geknoopt, bedoeld om haar outfit van verschillende tinten blauw af te maken. Net dat beetje extra. Op de grond, naast haar terrasstoel, een sjieke handtas. Ook in blauw. Cappuccino en gebak. Haar gezichtsuitdrukking kon ik niet zien, maar wel raden. Het moet een mix zijn geweest van afschuw, ongewenste bezorgdheid, vertwijfeling en overerfde arrogantie. Haar handen maakten onzekere gebaren.

Hij had haar om kleingeld gevraagd. Op gepaste afstand, in alle rust, met zijn ogen en vettige haar verborgen onder een smoezelig petje. Wonden op zijn wangen, gaten in zijn broek. “Hoezo heb jij kleingeld nodig” vroeg ze eerst. Hij legde uit dat hij dakloos was. “Jij hebt hulp nodig, geen geld, wie helpt jou” vroeg ze daarna. Hij vertelde dat hij op de wachtlijst stond voor begeleid wonen, maar dat was uitgesteld door corona. Nog drie weken op straat. “Jij hebt toch gewoon een uitkering dan” stelde ze. “Ik ben dakloos, dan kun je geen uitkering krijgen.” Zij vond van wel. Hij haalde zijn schouders op. Zij pakte haar tas. Hij keek hoopvol. “Ik wil je wel geld geven, maar ik denk niet dat ik je help” zei ze met stemverheffing. “Dat doet u wel. Dan kan ik het slaaphuis betalen” probeerde hij te sussen. “Nee, jij hebt hulp nodig. Misschien koop je er wel iets heel anders van. Wat ga je doen met mijn geld?” De muntjes klonken in haar vuist.          

Ik kon er niet meer naar luisteren en stond op. “Hey, ik ga zo voor jou pinnen” begon ik, zodat hij niet zou denken dat ik broodroof pleegde. “Maar eerst even dit. Mevrouw: geef hem geld. Of geef hem geen geld. Allebei goed. Maar stop met dit denigrerende kruisverhoor. Hij hoeft zich niet te verantwoorden.” Ze draaide zich abrupt om en ik had haar gezicht goed geraden. Schril gilde ze dat ze zeker weten wel wilde dat hij zich zou verantwoorden. Maar dat ze nu snel wilde vertrekken omdat ik immers al geld ging geven. Dus ze was niet meer nodig toch? Haar ogen spuwden gif terwijl ze ons heel, heel veel geluk wenste. Haar wegbenen was waarschijnlijk bedoeld als dramatisch in plaats van tragisch.  

“Sorry” zei ik. “Dit kon echt niet. Het was vreselijk.” “Dank je” zei hij zacht. “Het is ongelooflijk wat sommige mensen tegen me zeggen.” De dame van het café zette koffie en een croissant voor me neer. “Ik wil zo voor je pinnen, misschien wil je een koffie en iets eten?” Dat wilde hij. En toen zaten we naast elkaar. “Moet je eens zien hoe de mensen naar ons kijken” fluisterde hij. Ik zag het. De argwaan en de nieuwsgierigheid, de twijfelfronsen. Hij wist niet dat ik die blikken al van vroeger kende. Dat het me daarom niets deed. 

Hij vertelde dat hij al de hele nacht wakker was. Hoe niemand hem geld had gegeven. Dat de studenten bij de FEBO hadden gelachen toen hij vroeg of ze iets te eten voor hem konden kopen en later die nacht halve pizza’s weggooiden omdat ze te bezopen waren om ze weg te werken. Hoe hij soms langs de deuren ging om zich aan te bieden voor klusjes en dat ze in de dure wijken dan gelijk de deur dichtgooien of niet eens opendoen, maar dat er daar waar armoede het dagelijks leven is, veel vaker wel klusjes zijn. Dat al drie keer al zijn spullen waren weggegooid op de plek waar hij dacht te kunnen slapen. Dat handhavers hem soms achtervolgen om hem op heterdaad te kunnen betrappen op bedelen of iets anders en dan zonder pardon een boete uitschrijven. Geld krijgen als je geen postadres hebt, is onmogelijk. Boetes kunnen wel, lachte hij cynisch. Dat hij al een maand probeert een kapper te vinden die zijn haren kan fatsoeneren in ruil voor een klusje. En dat niemand dat wil doen. Dat hij zelf ook wel weet dat hij er niet uitziet en dat het niet helpt. Dat hij 24 is. Een diploma heeft. Dat het leven op straat zwaar is, dat hij niemand vertrouwt. Dat hij dromen heeft. Dat hij probeert positief te blijven. Dat dit wel het dieptepunt moet zijn en het dus alleen maar beter kan worden. 

We zaten daar als mensen. Als mensen in gesprek. Al keek de wereld zichtbaar op hem neer. Met argwaan. En irritatie. Hoe durft hij ons zo te confronteren met het feit dat het leven niet maakbaar is? Dat het allemaal maar een zijden draadje is tussen geld op de bankrekening en überhaupt geen bankrekening. Tussen een bed en een trappenhuis. Tussen liefdevol en liefdemissend. Daar zal hij zelf wel schuld aan hebben, nietwaar? En hoe durft hij zo zichtbaar te maken dat we echt heel erg slecht zorgen voor mensen die het meeste zorg nodig hebben. Dat we liever kostbare systemen optuigen, altijd bedacht door mensen met hun billen op velours, dan eens te vragen wat iemand eigenlijk nodig heeft. En dan te luisteren naar het antwoord. Dat we liever alles voor onszelf houden in plaats van te delen met iemand die het nodig heeft. Dat we het niet eens willen opbrengen te mens te zien achter de situatie.

We dronken onze koffie, aten onze croissants. Ik pinde. Hij bedankte. We zwaaiden, hij ging. En ik keek hem lang na. Ik heb niet zijn leven gered. Wat ik deed hielp toen en daar. Een beetje. Bovendien hoorde ik vást maar een klein gedeelte van het verhaal. Maar toch is het belangrijk: een beetje helpen is namelijk ook helpen. Ik vertel dit niet als borstenklopperij. Het is geen opdracht. Het is geen voorbeeld. Het is een vraag. Of het misschien allemaal iets radicaler empathisch kan. Geef je geen geld, geef dan een glimlach, een blik, een notie van bestaan. Roep niet ter verantwoording, maak in plaats daarvan gelijkwaardigheid tot je stokpaard. Wees niet bang, maar ben gerust. Bedenk wat je zou willen dat jóu werd gedaan, was het andersom geweest. We hoeven geen heilige te zijn om een beetje goed te doen. 

Listige lust

Ze keek altijd uit naar het moment dat ze heel langzaam haar jurkje zou uitritsen, dan nog langzamer naar beneden zou laten glijden, over haar borsten, haar buik, haar slipje, haar benen. Ze hield van het spel, maar vooral van de blik. Zijn blik. De ogen met lustige lichtjes. Het eindelijk, het verlangen, de bewondering, verwondering. Haar kanten ondergoed hield ze altijd zo lang mogelijk aan. Pas ver en ver na het moment dat hij zou denken: nu wil ik niet alleen in haar, nu moet het ook echt want anders is het te laat met haar duivelse tong, pas dan. Misschien. 

Maar nu was het anders. Misschien omdat het te koud was in de kamer, misschien omdat ze de buren kon horen praten over hun plannen met de tuin, misschien stond de maan raar. Haar jurkje was uit, de lustige lichtjes present, maar niet bij haar. Ze pakte haar glas nog koude witte wijn, nam een slokje en ging te onhandig op de rand van het bed zitten, waardoor de wijn over haar BH morste. “Wat is er” vroeg hij, terwijl de topjes van zijn vingers zachtjes over het midden van haar rug bewogen. Ze draaide zich om, keek hem lang aan en gaf hem het glas om vast te houden. Zuchtend liet ze zich op haar buik vallen, haar gezicht in een kussen. Zijn vingertoppen verplaatsten zich naar haar billen, voorzichtig onder het zwarte kant. Ze waren al zes jaar samen, hij kende elk plekje van haar lichaam en andersom. “Ik ben de hele dag al aan het piekeren over iets, ik kan het gewoon niet loslaten” zei ze zacht. “Waar heb je zo’n drukte over, lief?” “Nou, ik vind het zo bizar om te zien dat mensen, bijvoorbeeld op Twitter of Facebook, heel snel en vol nieuwsgierigheid op een linkje klikken als het een erotisch verhaal betreft, maar totaal niet geïnteresseerd zijn in het drama van sekswerkers tijdens deze coronacrisis.” 

Yes. Dat zei ze. In dit verhaal, want dit verhaal is van mij en dus zeggen de mensen wat ik wil dat ze zeggen. Dit is wat ze zei. En ze zei het met een reden. Sekswerkers in Nederland staan namelijk heel, heel erg in de kou for no reason. En dat zou zomaar eens levens kunnen kosten. Als je hebt geklikt omdat je zin had in een erotisch verhaal, kom je nu een beetje bedrogen uit. Klopt. Maar lees gewoon maar even door, je bent hier nu toch. We moeten het namelijk echt ergens over hebben. 

Want wat is er aan de hand? Sekswerkers zijn mensen die werkzaam zijn in de erotische industrie. Dat is een brede sector met heel veel verschillende dienstverlening, waaronder (maar niet alleen) raamprostitutie, seksclubs en escortservices. Sekswerkers werken legaal. Anders is het namelijk illegaal en dan is het geen legaal werk, dus ook geen sekswerk. Mensen die worden gedwongen sekswerk te doen zijn slachtoffer en geen sekswerker. Sekswerkers kiezen voor het vak dat ze uitoefenen en doen dat volgens de triljoen regels die daar voor gelden. Sommige sekswerkers werken als zzp-er, anderen werken met een zogenaamde opting-in regeling. Dat is een soort 0-urencontract bij een exploitant zoals een clubeigenaar, maar dan speciaal uitgevonden voor sekswerkers omdat onze politiek al jaren niet wil erkennen dat SEKSWERK GEWOON WERK IS. Anyhow: sekswerkers betalen belasting. Het is even belangrijk dit te onthouden. 

Sinds de start van de coronamaatregelen mogen sekswerkers niet meer werken. Zoals ook heel veel andere mensen niet meer mochten werken. Hele zure appels, maar voor sekswerkers nog een beetje zuurder dan voor de rest. Want? Nou: sekswerkers die werken volgens die opting-in regeling waar ik het net over had, krijgen 0 (nul, zero, niets, nada) euro steun van de overheid. Ze vallen buiten alle regelingen, terwijl ze gewoon belasting betalen als ieder van ons. Ook zzp-ers krijgen niet altijd het geld dat andere zzp-ers wel krijgen. En in sommige gevallen, let op, dit is heel belangrijk: krijgen sekswerkers alleen geld als ze eerst een verklaring ondertekenen dat ze stoppen met hun sekswerk. Dat is in mijn beleving, maar vooral ook volgens de Van Dale, chantage. 

Dit is al bruut genoeg, zou je denken. Iedereen en je moeder gecompenseerd, maar omdat je sekswerker bent jij helaas niet, had je maar een vak moeten leren, nietwaar? Maar het is nog erger. Waar iedereen en je moeder per half mei, 1 juno of 1 julo gewoon weer mag gaan werken, mogen sekswerkers dit pas per 1 september. En dat is waar het echt ronduit belachelijk wordt. Nu hoor ik je denken (slechts een van mijn vele gaves, thank you very much): haha maar duh, je moet 1,5 meter afstand bewaren, dat kan natuurlijk nooit als je seks hebt haha! Onjuist. Onjuist om meerdere redenen. Natuurlijk, het coïtusgedoe is overduidelijk body-to-body contact. Daar kom ik zo nog even op terug. Maar: sekswerkers verlenen veel meer diensten dan alleen dat. Ze dansen in clubs. Ze masseren. Ze houden gezelschap. Ze voeren gesprekken. Ze vernederen (alleen op verzoek). Ze brengen een gevoel over. Ze bieden nabijheid. Allemaal dingen die of op afstand kunnen of gewoon door andere beroepsgroepen wel gedaan mogen worden (masseren, bijvoorbeeld, maar ook acupuncturisten mogen werken en Google niet per se op needling, maar dat mogen sekswerkers dus ineens niet meer, anderen wel). 

Dan nog even over dat coïtusgedoe. Dat kan inderdaad niet op afstand. Maar nagels lakken ook niet. Haren knippen niet. Voeten masseren niet. Puistjes uitknijpen door de schoonheidsspecialiste: niet. Weet dat bij veel bezoeken aan een prostituee het eigenlijke lichaamscontact maar tien minuten duurt. De rest is een gesprekje, voorbereiding, nabereiding, afscheid nemen. Een gemiddelde massage duurt een uur! Het enige wat daar ontbreekt is een happy end. En we willen allemaal heel erg graag veel liever wél een happy end. 

Maar: voor sekswerkers is een happy end niet eens toekomstmuziek. Deze mannen en vrouwen (en iedereen die zich anders identificeert) krijgen 0,0 steun. Mogen nog maanden niet werken. Zonder logische onderbouwing. Het enige argument dat overblijft om de maatregelen te verklaren is dat de politiek heeft gedacht: als we dit lang genoeg laten duren, verdwijnen ze misschien vanzelf. Het past in een beleid dat al jaren, zo niet decennia, wordt bedacht door onze zogenaamde hoekstenen van de samenleving. Er wordt heel erg veel energie gestoken in het creëren en in stand houden van stigma door de seksindustrie altijd als crimineel te bestempelen. Mind you: het oudste beroep van de wereld. De diensten waarvan veel mensen denken dat ze vooral worden afgenomen door de eenzame, viezige oude mannetjes. Het is je buurman, je broer, je vader, je leraar, je huisarts. En niet alleen mannen. Ook vrouwen. Moeders, zussen, tantes, noem het maar. Weet je wat? Dat is prima. Who cares? Er is niets mis met het betalen voor een dienst. Het is trouwens wel netter als je niet een vrouw of man thuis hebt zitten die van niets weet, just saying. Maar dan nog. Sekswerkers zijn er, waren er altijd al, gaan er ook altijd blijven.

Alleen hebben ze het nu heel, heel, heel erg moeilijk. Want geen geld. Dat betekent dat ze hun kinderen niet kunnen voeden, dat ze zichzelf niet kunnen voeden. Dat ze echt heftige risico’s nemen door illegaal te werken omdat ze geen andere mogelijkheid meer zien, omdat ze moeten overleven. Het is een armoede zonder aankondiging en met desastreuze gevolgen. Om wat? Omdat de mensen die beleid maken deels niet opletten, deels bewust kiezen deze groep te negeren. Want wie let er eigenlijk op? Ik heb hier heel vaak over gedeeld op social media, zoals veel sekswerkers dat ook deden. Zij zaten bij Op1 en 1,3 miljoen mensen zagen het. Vrijwel niemand liet iets horen. Want? Sekswerk heeft een ingewikkeld imago. Dat snap ik ook wel. Maar dat valt weg als je kijkt naar mensen die sekswerk doen, luistert naar hun verhaal, nadenkt over de argumenten. Het zijn namelijk echt, heus waar, gewoon mensen als jij en ik die geld verdienen met een dienst. Behalve dan nu. 

En waarom ik me hier druk om maak? Ik maak me al jaren druk over vergeten groepen die onrecht worden aangedaan. Ik geloof echt dat als je een stem hebt, bereik hebt, je dat ten goede moet benutten. Maar het is me heel erg opgevallen dat hoe hard ik ook roep over sekswerkers, echt helemaal niemand geïnteresseerd is. Uitermate irritant, met name voor deze sekswerkers. Vandaar mijn listige aanspraak op je lustige gemoed. Hier staat geen erotisch verhaal. Ik had iets belangrijkers te melden. Want dit beleid klopt niet en er is geen georganiseerde lobby, sekswerkers krijgen geen stem in Den Haag, want niemand neemt ze serieus en niemand wil zich uitspreken. Ik hoop, ik wens, ik wil dat dit na dit verhaal anders is. Als is het maar bij 1 lezer. 

Schrijf ik later een erotisch verhaal. Beloofd. 

ps: wil je sekswerkers helpen? Doneer dan aan https://www.dutchemergencyfund.nl zij bieden heel noodzakelijke hulp aan sekswerkers in nood. Je kan ook helpen door dit verhaal en deze misstanden te delen en verder te vertellen. X

We moeten het even over iets hebben – lockdowndiaries, dag 31

Het is woensdag 15 april 2020. Dag 31 van onze slimme lockdown. En we moeten het even over iets hebben.

Want er gaan mensen helemaal in hun eentje dood. Veel mensen. En dat greep me gister heel erg naar m’n keel. Het kwam door een bijdrage van een verpleegkundige in een verzorgingstehuis in het programma #frontberichten. De beelden van de verzorgenden in vol beschermingsornaat, wandelend door de donkere gangen om nog donkerdere kamers binnen te sluipen om niet te wekken, maar wel te checken: daar werd ik al benauwd van. En toen vertelde hij wat hem van alles nog het meeste aangreep. Dat de mensen nu in hun eentje doodgaan.

In je eentje doodgaan kan gebeuren. Ik zou hier zo mijn onmogelijke trap af kunnen lazeren, mijn nek breken en dan in mijn eentje sterven. Lullig, maar echt mee krijg ik het niet en ik kan alleen maar hopen dat ik een beetje bijtijds gevonden wordt, dat ziet er wat gezelliger uit. Maar dat zijn de noodlotsterfgevallen. De plotselinge doden. Het onvoorziene sterven. Hier gaat het om mensen van wie iedereen weet dat het nog een dag, misschien twee, hooguit een week, ieder moment aanstaande is. Die laat je niet alleen. Mensen op het randje van het leven, die aaien we door hun haren. Daar houden we de hand van vast. Daar fluisteren we tegen. We dimmen het licht, leggen een washandje op hun hoofd, poetsen wat zweet weg, schudden hun kussen op. Zorgen voor geen pijn, of in ieder geval zo min mogelijk. We vragen of het gaat, wat we kunnen doen. Of ze nog lekker liggen. En bij geen antwoord, gaan we zo goed mogelijk na wat wij in hun plaats zouden willen. Als wij een sterfgeval zouden zijn.

Mensen die doodgaan, die laat je niet alleen. Behalve als het moet. Omdat de mevrouw op de kamer daarnaast in nog grotere nood verkeert, bijvoorbeeld. De meneer daarnaast moet worden verschoond, al een tijdje. Om het onnoemelijk lijden in kamer 3 verder te verzachten, omdat het daar ook echt niet meer gaat. Om even naar het toilet te kunnen. Om te kunnen eten. Omdat er heel veel handen tekort komen. Al jaren. Al vele opiniestukken, kamervragen en talkshowtafels geleden kwamen die handen tekort. En toen was het sterven nog niet eens zo ondenkbaar bruut als nu. Ze doen al heel lang wat ze kunnen, veel te lang. En nu moeten ze elk eenzaam sterfgeval wederom concluderen dat het niet genoeg was, dat wat ze kunnen.

Ik huilde, bij het filmpje van deze verpleegkundige. Om zijn eerlijke observatie. Om het feit dat zoveel mensen nu alleen sterven. Familie kan, durft, mag niet op bezoek. De mensen die zorgen zijn te druk. En er gaan nu echt veel meer mensen dood. Dan ben je negentig. Tachtig. Jonger misschien nog. Het was een rijk leven, of misschien wel helemaal niet, maar het was een heel leven. Er waren liefdes, eerste keren, ruzies, amoureuze nachten. Er was oorlog, honger, crisis na crisis en een huwelijk bovendien. Er kwamen kinderen, er waren collega’s, er werd gelachen, gekaart, gedronken, gegeten, ontmoet, gedag gezegd, verlies geleden en gewonnen. Veel fouten, net zoveel goede dingen. Dagen met een zilveren randje, soms gitzwart. Het was een heel leven. Een voldragen leven. Dat hoort niet gedag gezegd in je eentje.

De gevolgen van deze coronof*ckup raken iedereen. En alles. In meer of meerdere mate. Maar ik huilde bij het besef dat zoveel mensen met voldragen levens dat leven laten in een donkere kamer, helemaal alleen. Dat er niet tegen te rennen valt. Dat we dit niet helemaal hebben kunnen voorzien, maar zeker wel hebben laten gebeuren. De oplossing? Ik heb echt even geen enkel idee, maar iedereen moet dit weten. Met een groot aanzien voor zij die voor onze ouderen zorgen. En niet meer handen hebben dan dit. Dit mag niet worden vergeten. Niet nu, niet later.

Het was dag eenendertig. En er zijn zoveel voldragen levens nog helemaal niet af.


November dag – lockdowndiaries, dag 28

Het is 12 april 2020, dag 28 van blijftochingodsnaamthuis. Vandaag sloten we de Bollenstreek af omdat mensen dom zijn. Of in ieder geval: omdat er veel domme mensen zijn. En die verzamelden zich allemaal daar vanmiddag. Van mij hadden ze niet alleen af mogen sluiten, maar ook in mogen sluiten. Een hek om alle dagjestoeristen, paar rollen pleepapier, wat brood, flesje water en je helemaal gek genieten van die Bollenstreek want dat wilde je toch zo graag?

Vandaag was ook dag zeven uit zeven van mijn nieuwe regime: ik heb de afgelopen week elke dag gesport. Elke. Dag. Ja. En ik raad het iedereen aan. Ruim twee jaar geleden veranderde ik van een nooitsporter naar een trouwetweekeerperweeksporter. Het was een koude dag in november en ik zat huilend in mijn auto na een zakelijke afspraak. Had niets met die afspraak te maken, ging hartstikke goed, maar het had me mijn laatste beetje postnatale energie gekost en ik wist niet meer hoe ik naar huis moest rijden. Vijf maanden daarvoor was ik bevallen en eigenlijk was alles een chaos sindsdien. Het ging zacht gezegd niet helemaal optimaal met me en daar in de auto brak ik. Er moesten dingen anders maar ik wist niet goed wat en al helemaal niet hoe. Mijn vriendinnen vonden therapie een goede oplossing, maar ik had zelfs daar de energie niet voor. Ik wist het niet meer en de tranen met bijbehorend snot bleven maar druppen op mijn postnatale borsten en buik. En toen zag ik ineens de beplakte gevel van het etablissement waar ik mijn afspraak had gehad: er zat ook een sportschool. Er moesten dingen anders en dat ging niemand voor me doen, wist ik. Dat kon ik alleen zelf. Wat nou als ik letterlijk in beweging zou komen in plaats van een therapeut mijn psyche laten plukken en zo hopen dat er iets zou verschuiven? (waar overigens absoluut helemaal niets mis mee is, ik durf wel te zeggen dat het mijn leven heeft gered en op z’n minst heeft gezorgd dat ik ben waar ik nu ben)

De volgende dag belde ik de sportschool. “Ik moet in beweging komen” heb ik letterlijk gezegd. “En ik kan precies niks, ik heb ook geen conditie, als ik mijn trap op ben gelopen, sterf ik ongeveer” vulde ik aan. Ik sluit niet uit dat ik nog iets heb geroepen over dat mijn borsten af en toe nog moedermelk lekten, ik was zoals gezegd niet helemaal mezelf. Het schrok de sportschoolman niet af, ik was welkom voor personal training. Dus ik ging. En of ik ging: élke week, twee keer. Elke keer voelde ik me iets minder een totaalkneus. Elke keer ging ik sneller, zwaarder en harder. Elke keer had ik er meer plezier in. En elke keer werd ik een beetje sterker. De kracht die ik opbouwde in mijn lijf zorgde er langzaam voor dat alles beter te dragen voelde, want ik zat beter in mijn vel en stond steviger op mijn benen. Ik was in beweging gekomen en kreeg daarmee elke keer weer een beetje meer grip op alles wat er niet liep. Het was een belangrijke ingeving geweest, op die dag in november.

Nu is de sportschool dicht, maar weet ik zeker dat ik moet blijven bewegen. Ondanks mijn liefde voor bewegen lukte thuis sporten me in deze twee jaar ongeveer precies helemaal 1 keer. Niet echt een track record waardoor ik dacht dat het me nu wel zou lukken. Toch doe ik het. Een vriendin tipte me de video’s van Fitness Marshall op YouTube en ze zijn hilarisch (tip: doe dit bij voorkeur in je eentje, zelfs mijn tweejarige lacht me uit om mijn moves). Ik kan er helemaal niks van, maar ik heb ontzettend veel lol en zo houd ik het vol. Bovendien nodigt eenmaal bewegen uit tot nog meer bewegen en zo doe ik ineens allerlei extra oefeningen nadat ik ben uitgedanst. Het maakt me vrolijk, energieker, sterker en daardoor draagkrachtiger. Ik kom nu elke dag in beweging juist omdat de hele wereld stilstaat. Het helpt. In ieder geval mij. 

Het was dag achtentwintig van blijftochingodsnaamthuis en in de verzorgingshuizen is een stille coronaslachting gaande. Het was dag achtentwintig, er werd een vaccin voorspeld voor einde jaar. Het was dag achtentwintig en de curves vlakken af, ondanks de Bollenstreekmongolen, laten we hopen dat het zo blijft. Het was dag achtentwintig en mijn jongste plaste acht keer binnen een uur op het potje en lijkt daarmee steeds zindelijker (ook vraag ik me af of ze geen blaasontsteking heeft). Het was dag achtentwintig en ik dacht vandaag aan wat zo’n gigantische golf van rouw gaat doen met het welzijn van zoveel wereldbevolking. Het was dag achtentwintig, de zon scheen. In mijn straat waren er geen mensen. 

Kalmte om te redden – lockdowndiaries, dag 26

Het is vrijdag 10 april, dag ontelbaar van onze intelligente lockdown. Een term waarbij ik me vooral afvraag hoe een domme lockdown er dan precies uitziet? We zullen alleen achteraf weten wie er slim was, wie goed deed, wie faalde, wie niet. Houd vol, sprak Rutte. Houd vol, houd moed, blijf doorgaan met thuis blijven.

Ik had veel verwacht, maar niet dat ik zo ontzettend kalm zou zijn. Op de eerste twee weken na, toen was ik high on adrenaline zoals high zou zijn on heroïne, denk ik. En ineens was het weg, alleen de nachtmerries zijn gebleven. Maar overdag heb ik eigenlijk bijzonder weinig gedachten. Terwijl ik toch makkelijk in aanmerking kwam voor een vermelding in het Guiness Book of Records als het ging om piekeren. Of hypochonderen. En ik blonk ook niet bepaald uit in lief zijn voor mezelf. Het kon altijd beter, sneller, mooier, leuker, liever, meer. Pogingen om mijn narratief te veranderen strandden steevast al ver voor het ontbijt.

Nu is het alsof mijn gedachten zijn stilgezet. En ik me zonder tegenstribbelen heb overgegeven aan de chaos, de onzekerheid, de krankzinnigheid. Ik heb stilzwijgend ingestemd met een nieuw narratief met eenzelfde open einde. Alleen ben ik in dit verhaal juist wel heel lief voor mezelf. Maak ik me weinig zorgen, maar zorg ik meer dan ooit. Vang ik op commando onzichtbare monstertjes en gooi ik ze zonder pardon uit het raam. Zeg ik bijna op alles ja, behalve op rolschaatsen want het is een slecht moment om een arm te breken. Word ik niet boos als de stoel is bekrast, heb ik de rommel in mijn huis omarmd. Geef ik mijn tiener ongevraagd liefdesadvies. En droog ik elke ochtend haar onzekere tranen. Leest ze me steeds vaker gedecideerd de les met een nieuwe prepuberale blik in haar ogen. Leren de zusjes elkaar steeds beter kennen en zijn ze zo lief voor elkaar. Gaat het zegeningen tellen steeds meer als vanzelf. Geniet ik van de hele dag peutergrapjes. Laat mijn concentratie te wensen over, maar gelukkig heb ik tijd. In dit verhaal heb ik tijd gekregen die dan wel weer mijn geduld op de proef stelt. Zoals wij allemaal. We wachten. En we weten niet precies waarop.

In dit nieuwe verhaal sta ik als een huis. Misschien is het een survivalmodus, misschien is het mijn nieuwe normaal. Misschien wel allebei. En het kan ook heel makkelijk tijdelijk zijn. Zolang ik sta, val ik in ieder geval niet om. En als ik omval, dan zie ik dat dan wel weer. Er is kalmte die me redt.

Het was gisteren dag zesentwintig week veel van velen. Het was de week waarin voor het eerst het woord exitstrategie viel, tot voor kort voorbehouden aan de -weten we het nog- de Brexit. Het was de week dat chef-Brexit op de IC belandde, maar zich nu naar eigen zeggen beter voelt. De week dat de arts die hem om beschermende middelen had gesmeekt, wel overleed aan COVID. Hij was 53 jaren oud. Het was de week dat de zon ging schijnen, verleidelijk als nooit eerder en we hielden onszelf zoveel mogelijk in. Het was week drie en ik had een prachtig gesprek met iemand die ik nog helemaal niet kende. Het was week drie cq drieeneenhalf cq vier en vergeet niet om hulp te vragen als je dat nodig hebt, er staan echt heel veel mensen klaar.

Blijf thuis, denk om elkaar. En blijf kalm als het kan.

PS: dank voor de lieve en bezorgde berichtjes over of het wel goed ging want het was hier zo stil. Ik schreef wel, maar dat houd ik nog even voor mezelf :) en ik moest veel werken. Lief dat jullie de verhaaltjes misten. I’m back.

Buddy – lockdowndiaries, dag achttien

Het is 2 april 2020 en dag en dag achttien van het gevang zonder tralies. Echt heel veel geruster wordt de berichtgeving niet. Er wordt nog steeds veel gevraagd van een ieder en de zorg in het bijzonder. En er wordt nog steeds gespannen gekeken naar wat de wind gaat doen, hoe stevig de storm gaat zijn. En op straat lijkt het zo rustig. 

Vanavond deed ik een online schrijfworkshop. In mijn vorige leven en dan een jaar of drie geleden, ging ik een week op ‘schrijfkamp’ in Eindhoven. Ik heb het eerder gezegd en ik zeg het nu weer: het was een van de meest bijzondere weken die ik beleefde. En leerzaam, bovendien. Diezelfde club organiseert nu online workshops, gegeven door mooie namen. De eerste: Buddy Wakefield. Ik wist na 1,5 minuut al: dit wil ik wel elke dag. De energie, het tempo, de opdrachten, maar ook het samenzijn in een groep met gelijkgestemden, al was het virtueel. Het interessante van een workshop als dit, is dat je wordt gedwongen tot schrijven. Vijf “prompts” kregen we, in elk drie minuten. Wat in het theater improviseren is, zo is dit qua schrijven: niet denken, maar doen. Met interessant en totaal nog niet deelbaar resultaat. Verrassend ook. “A God given blowjob” had ik ook niet aan zien komen als tekst door mij geschreven. 

Wat ik wil zeggen: denk om je input. De dagen en de weken als nu vragen veel. Ze vragen vooral om te geven, ongeveer alles dat je hebt. En nieuwe indrukken, nieuwe beelden, nieuwe perspectieven moeten we actief opzoeken en dat kan niet meer door naar het theater, de bioscoop, een museum, de kroeg of de stad in te gaan.  Dus voor we helemaal opdrogen: vind input. Er zijn heel veel mooie films te bekijken online (check bijvoorbeeld Cinemember), SPOT Groningen zet voorstellingen en concerten online (gratis), musea bieden virtuele tours, veel professionals doen aan online lessen: daar waar je kan, probeer het, want het helpt. Nieuwe indrukken wekken nieuwe gedachten op. En daardoor groeien we. Ook nu. En juist nu. 

Vandaag was dag achttien van uitzitten, afwachten, hopen en het beste er van maken. Vandaag was dag achttien, er werd weinig geruststellend gemeld. Het was dag achttien en steeds meermensen sterven in hun eentje. Hun spullen worden nagestuurd. Vandaag was dag achttien, iedereen doet nog steeds ieders best, in ieder geval voor zover ik kan zien. Het was dag achttien en ik gilde als een viswijf uit het raam naar verveelde jongens die hondenpoep op een achteruitkijkspiegel smeerden: dat ze dat niet moesten doen. Het was dag achttien, er werd niet op straat gezwaaid, maar wel telefonisch en net zo gewaardeerd. Op deze dag achttien zag ik mijn lieve vriendin even kort, we hadden het nodige te bespreken, op afstand, veel afstand. Want hoe ontzettend het dag achttien van een wereldwijde crisis ook was, het leven op microniveau vindt ook weer een weg. Vergeet niet ook uw liefdesverdriet en liefdesvreugd met elkaar te delen. Het was dag achttien. En dat is wat het was. 

Het lukt allemaal maar net, maar het lukt – lockdowndiary dag 16 & 17

Het was 31 maart 2020 en dag zestien van de intelligente lockdown, zo heeft M. Rutte het genoemd. Het was ook de dag dat diezelfde M. Rutte een verlenging van deze intelligente lockdown aankondigde in een voor de verandering niet te misverstane persconferentie. Niet verrassend, wel, tja, wel niemand heeft er echt woorden voor. Tot en met 28 april blijft alles dat dicht is dicht.  Het was ook 1 april 2020, dag zeventien van het slimme opsluiten. We zijn er nog lang niet. 

Ik had een soort herkenning, de laatste dagen. Van een eerder gevoel, maar ik kon het steeds maar niet goed plaatsen. Tot vandaag. Het was van toen ik zwanger was, de meest recente keer. Ik en zwangerschapshormonen: geen goede combi, ik ga er ongelooflijk raar op. Zo eet ik bijvoorbeeld veel, als ik zwanger ben. Niet een beetje veel, echt ongelooflijk, belachelijk, gênant veel. Zoveel dat ik aan niemand ooit ga toegeven hoeveel, zoveel. En het gaat niet over wortels en sinaasappels, dat eten. Ook word ik enorm poetserig, dat is me doorgaans vreemd. Ik strijk de vaatdoekjes, als er een baby in me huist. Als niet, dan strijk ik niks. Maar goed, dat is niet wat ik herkende. Wat ik herkende: dat van alle dagen thuis. Toen ik zwanger was, volgde er een soort thuisisolatie uit de behoefte van thuisgeïsoleerd. Ik verdroeg de mensen niet en was zelf ook redelijk tot stevig onverdraagbaar. Dus: toen ik zwanger was, was ik thuis. Alle dagen, hele dagen. Mijn fantastische kantoor, daar kwam ik niet meer. Koffies en lunches en borrels skipte ik, ondanks het gratis eten. Ik ging nog maar met een paar redenen de deur uit:

  1. Oudste kind halen of brengen van of naar school
  2. Verloskundige
  3. Boodschappen doen
  4. Werkafspraken die ik echtechtecht niet telefonisch kon doen
  5. Subways of Mc Donalds

Dat was het. Verder deed ik niks. Ja, werken in mijn woonkamer. Net als nu. Alleen eet ik minder en beweeg ik meer, die negen maanden stonden in het teken van er alles aan doen om zo min mogelijk te hoeven verplaatsen. Ik broedde in mijn nest. En that was it. Toen uitstekend te verdragen. Totaal geen moeite, geen centje pijn. Want bevangen door hormonen. Hoe anders is dat nu. Want nu moet ik, moeten we, wel. Ik gun jullie allemaal een beetje van mijn zwangerschapshormonen van toen en hoor graag hoe die eventueel reproduceerbaar zijn zonder feitelijk zwanger te worden want ik heb al allemaal kinderen en het is ook nogal onmogelijk gezien de social distancing. En ik heb al allemaal kinderen, vooral.  

Gister reageerde ik dan wel weer redelijk zwangerschapshormonaal op een mevrouw in de supermarkt die haar PMS op mijn projecteerde (of waarschijnlijk was dit andersom). Het begint er toch een beetje op te lijken dat veel mensen onder hoogspanning staan, mijzelf incluis, bleek toen. En logisch ook. Er wordt veel gevraagd van iedereen. Meer dan ooit, denk ik zelfs. Kinderen bezighouden, begeleiden, geruststellen, redden van onmogelijke vallen, helpen bij onmogelijke sommen, er af en toe wat eten in, een soort van ritme of structuur, ruzies sussen, pleisters plakken, kusjes delen, dansjes doen en allemaal tegelijk naar bed. Want ondertussen moet gewerkt. Gehuishoud. Gebeld. Gedacht. Gepland. Gerekend. Geademd. En niet doorgedraaid. Het lukt hier, met dank aan een noodoplossing, allemaal maar net. En dan zijn er nog de gezinnen zonder noodoplossing. Gezinnen zonder kinderen, mensen met een giftig huwelijk, singles met helemaal niemand, behalve online. Ik kan werkelijk niemand bedenken voor wie dit geen enorme wissel trekt, behalve dan misschien mensen die -nu dan- gezegend zijn met dezelfde zwangerschapshormonen als ik destijds. Ik mis mijn vrijheid, ik mis uit eten, ik mis naar de bioscoop in het Forum, ik mis mijn ritme en rituelen, ik mis mijn vriendinnen en vrienden, mijn familie, de kinderen missen hun vriendjes, ik mis de beveiligersloze supermarkt, ik mis zoals iedereen van ons mist. Maar ik ben nog gezond. En daar gaat het om. Vandaag verdrietige berichten van waar het anders is. Dus ik koester dat, dat van gezond. Ik koester de dromen over straks en alles wat we dan gaan doen. En tel mijn zegeningen. 

Het waren dag zestien en zeventien, dit is nog lang niet voorbij. Het waren dag zestien en ook zeventien en het is wel echt heerlijk lang licht. Dag zestien en zeventien, horen jullie ook al meer vogeltjes en valt de heldere lucht jullie wel op? Het waren dag zestien en zeventien van velen meer en ik ben kapot om eerlijk te zijn, zo ontzettend moe. Dag zestien en zeventien, nog steeds niemand weet wat de cijfers betekenen. Dag zestien en zeventien, de IC-bedden zouden wel eens snel schaars kunnen worden, blijkt alsnog. En we hopen allemaal van niet. Dag 16 en 17, ik prijs mezelf nog steeds gelukkig met zulke lieve kinderen als die van mij. Het waren dag zestien en zeventien en dag zestien was ronduit kut om allerlei, maar vandaag ging het alweer beter. Dag zes- en zeventien, er werd gezwaaid, helemaal uit Amsterdam, en ik huilde. Het waren dag zestien en zeventien. Hang in there, liefjes. We zijn er nog niet, maar we komen er wel. 

Drift away, lockdowndiaries, dag 15

Het is 30 maart 2020. Dag vijftien van een lockdown die officieel geen lockdown heet. En het is vandaag precies twaalf jaar geleden dat mijn vader overleed.

Nu denken veel mensen dat herdenkingsdagen wel makkelijker worden, over tijd. Is niet zo. Mijn tranen zitten misschien zelfs wel hoger dan de jaren hiervoor. Kan komen door de idiote wereld waarin ik en we wederom wakker werden, maar het heeft ook te maken met waar ik het afgelopen jaar mee bezig was: het optekenen van verhalen over hoe ik opgroeide met mijn vader. Of eigenlijk nauwelijks met hem opgroeide, maar als wel, dan was het ontzettend rommelig. Ik sprak met mensen die hem kenden toen ik er nog niet was en deed uitgebreid onderzoek naar sporen van zijn leven op het wereld wijde web en in mijn eigen bestanden. Ik vond oude mails -“hallo minke, met papa”-, foto’s die hij had gemaakt en sporen in een oude krant waarin mijn vader op eenzelfde activistische toon als ik soms kan hebben één en ander aanhangig maakte over het drugsbeleid van de gemeente. Hij was tegen.

En ik kwam Lucy tegen. Lucy was ik lange tijd vergeten, terwijl ik toch echt veel over haar heb nagedacht, twaalf jaar geleden. Lucy plaatste namelijk een advertentie in de krant.

Someday, somewhere
dag lieve Alle.
Lucy.

…schreef ze.

Maar niemand wist wie Lucy was. Niemand wéét wie Lucy is. Ik in ieder geval niet. Ze heeft me regelmatig wakker gehouden en dan fantaseerde ik over een geheime liefde, of verloren wel misschien. Met name dit afgelopen jaar, toen ik probeerde wat gangen na te gaan en meer dingen te snappen van die vader van mij. En schreef en schreef en schreef, geen meesterwerk, maar wel behoorlijk relevant voor mijn eigen gemoed. Ik heb lang gedacht dat de aanwezige ouder toch veel meer impact zou moeten hebben dan de afwezige ouder en ik zat denk ik verkeerd.

In het fenomenale en daarmee zeer lezenswaardige interview met Nina de la Parra zegt ze: ‘Ik ben heel geëmancipeerd, tot er een man voor me staat die me eventueel zou kunnen afwijzen.’ Die zin heeft zich in me genesteld. Alles wat ze daar zegt, nestelde nogal, maar deze uitspraak in het bijzonder. Ze legt uit: ‘Ik heb verlatingsangst, wat vast door mijn vader komt.’ En ik denk dat ze gelijk heeft. Ik herken het in ieder geval wel. Als zelfs je vader je niet goed genoeg vindt, van wie kan je dan nog iets verwachten, met goed fatsoen? Op het oog: van heel veel mensen en vrijwel iedereen doet z’n best, maar op het oog is nog niet voor het hart. Het vergt in ieder geval heel veel en veel te veel overtuigingskracht dan dat je kunt vragen van een kind, een puber, een opgroeiende volwassene, een volwassen vrouw. Of man.

Waarom afgelopen jaar zo belangrijk was en vandaag zo bijzonder, is omdat ik al schrijvende beter snapte wat er speelde bij mijn vader en daarmee nuance aan kon brengen in die afwijzing die ik zolang onbenoemd met me meedroeg. Maar ook de absurditeit van sommige situaties kon plaatsen. Of soms ook helemaal niet, trouwens. Ik heb altijd geprobeerd het goede, het fijne en het grappige te zien en te benoemen, maar het was gewoon niet altijd dat. Het zijn vele lagen pijn, proberen en onvermogen.

Over de doden niets dan goeds, maar dit is ook mijn léven. En een leven van velen. Daarom staat het hier nu, omdat ik maar wil zeggen dat verdriet en een gebroken hart en al het andere van het leven ook overkoombaar kunnen zijn, mooie lessen kunnen leren en de je verder kunnen brengen dan dat je anders was geweest, al sloeg je het allemaal liever over. Behalve dan de dood, die is zelden van opbrengst. Of een pandemie, die heb ik ook nog niet helemaal helder. Voor wat betreft wat ik leerde van mijn vader: wat empathie écht betekent, hoe je goede grappen maakt, hoe je kan zorgen dat je niet in de steek laat, hoe je altijd zorgt dat het leven je er niet onder krijgt tot het echt niet anders kan, dat activisme loont, hoe je een perfecte joint draait en hoe je oprecht onvermogen van anderen verduurt. Als ook: hoe om te gaan met het mysterie van Lucy, want ik heb nog steeds geen idee, maar ze schreef alsof ze van hem hield en ik ben zo benieuwd.

Het was dag vijftien van nog veel. Het was dag vijftien en een dag van rouw. Voor mij, maar mijn rouw is bijna bejaard, verse rouw gaat voor. Want het was dag vijftien en veel mensen vielen uit het leven, keurig samengevat in een cijfer dat iedereen goed in de gaten houdt. Het was dag vijftien en de straten waren heel erg mooi leeg. Het was dag vijftien en ik heb gelukkig veel werk kunnen doen, daarna gedanst met de meisjes. Het was dag vijftien en het ergste moet nog komen, we houden onze adem in. Het was dag vijftien en ik geef me even over aan Drift Away van The Rolling Stones, dat ik draaide op mijn vaders uitvaart. Een aanrader om te luisteren nu. Het was dag vijftien en morgen weer een dag.

Niet ok is ook ok, lockdowndiary, dag 13 & 14

Het is zondag 28 maart 2020. Nee. Het is zondag 29 maart 2020. Dag zoveel (veertien) van thuis voor de buis, so to speak. En wij hielden een rustdag. Net als gisteren, trouwens.

Dat betekent hier dat er even niet wordt gewerkt en het thuisonderwijs staakt. Dat we doen waar we zin in hebben, wanneer we daar zin in hebben. Ik had zin in een vrolijke bloemenjurk gister en mijn Fuchsialievelingstrui vandaag. De kinderen hingen en speelden. Ik fatsoeneerde het huishouden een beetje (niet omdat ik er zin in had, maar omdat het gênant werd, de chaos). Het ruimde op, ook m’n hoofd. Eigenlijk is het niet zoveel anders dan hoe we normaal onze weekenden doorbrengen, alleen de bezoekjes aan vrienden missen, als ook het tripje naar de stad. Die maakte ik nu even alleen, lopend en met afstand van andere mensen.

Eigenlijk gaat het ons wel goed. De paniek is gezakt, de angst heeft een plekje, de nieuwe situatie krijgt vorm. Er komt steun uit onverwachte hoek en ook wordt pijnlijk duidelijk waar het onterecht ontbreekt. Zonde. En door. Want we moeten door en dat doen we ook. Allemaal. Afstand blijkt een relatief begrip.

Tijdens mijn wandeling door het uitgestorven centrum van mijn prachtige stad luisterde ik op aanraden van een vriendin de podcast “Dying for Sex”. Nu niet gelijk lachen – of projecteren. De titel is verraderlijk. Deze podcast gaat over Molly die hoort dat ze terminaal ziek is. Ze besluit haar man te verlaten en begint een ongekend geestig seksueel avontuur waar ze in alle openheid over vertelt. En ze legt uit hoe ze door seks voelde dat ze leefde. Het zette me aan het denken. Want seks is intimiteit. En volgens mij is intimiteit juist in een crisis heel belangrijk, maar het is ook precies wat er nu voor heel veel mensen wegvalt of onbereikbaar is geworden. Veel van mijn vriendinnen zijn single en daar helemaal gelukkig mee, behalve nu. Tegelijkertijd troost ik mezelf en hen dan maar met de gedachten dat heel veel huwelijken en relaties zo ontzettend krakkemikkig in elkaar zitten dat dit gedwongen op elkaar lip zitten verreweg van een pretje is. Zoals mijn vriendin zei: no boyfriend, no problems.

Maar zwaar is het wel, soms. Intimiteit en interactie rondom intimiteit maakt inderdaad dat je voelt dat je leeft. En virtuele intimiteit is toch ook wezenlijk anders dan een arm om je heen of een goed potje bedworstelen (ik heb dit woord altijd al een keer willen opschrijven, vergeef me). Al wandelend door mijn prachtige stad, luisterend naar het verhaal van Molly en de man die onder geen beding in zijn auto wilde ejaculeren, vroeg ik me af hoe het met de lingeriemarkt zou zijn. Gaan de mensen die een partner hebben nu helemaal los om in ieder geval dát dan nog wat feestelijk te maken? Zouden singles stoppen met het kopen van kant, omdat ze toch niemand hebben om het aan te laten zien, of bepaalde dat sowieso al niet de conjunctuur? Of: neemt het sexting nu dusdanige vormen aan dat er zaken voor worden aangeschaft, men moet toch wat?

Ik onthoud mij verder van commentaar, ik deel gewoon een paar van mijn gedachten. :) En ik ben nog maar bij aflevering twee van de podcast, maar tip ‘m graag bij deze. Als ook: hang in there voor diegenen die zich alleen of eenzaam of allebei voelen. Het is prima en logisch, ik heb het ook. Soms. En dan weer niet. En dan weer wel. En dat is allemaal ok. Het is ok van niet ok. En app me als je wil kletsen.

Het was dag dertien en het was dag veertien. Er gebeurde weinig nieuws. Het waren de dagen van weekend, behalve voor de harde werkers in de zorg en in de supermarkten. Het waren dag dertien en veertien en niemand snapt de cijfers meer. Het waren dag dertien en veertien, de condooms waren in de aanbieding zag ik in de gauwigheid; zou het, dat uitgebluste partners elkaar weer herontdekken, maar nu genoeg over seks. Het waren dag dertien en veertien, honderd BN-ers presenteren een Coronalied en ik wil graag weten hoe we daar onderuit kunnen komen. Het is nu twee weken van thuis, maar ik vraag me af of ik wel goed tel en ik heb geen zin om het uit te zoeken. Het waren dag dertien en veertien, trek iets moois aan, doet je goed. Het waren dag dertien en veertien, in Brabant zijn er meer uitvaarten dan dat ze kunnen behappen of snappen. Blijf bij elkaar uit de buurt. Het waren dag dertien en veertien: houd elkander vast waar mogelijk en als het nog niet kan: droom er dan vol overgave van.

Designated driver, lockdowndiary dag 10, 11 en 12

Het was 25 maart 2020. 26 maart 2020. En 27 maart 2020. Dag tien, elf en twaalf waarin het woord surrealistisch meerdere malen viel omdat nog niet wil landen dat dit de nieuwe realiteit is. Hoofd, hart en lijf willen zich toch lastig overgeven aan de oneindige onzekerheid van nu. Van hoe lang, van wij ook, van hoe het er aan de andere kant van deze crisis uit gaat zien. 

Wat als, vroeg ze. Mijn oudste. Wat als jij ook, mama. Wat als jij ook ziek wordt? Wat dan met mij? Een terechte vraag die ik al had voorspeld en toch niet aan zag komen. Een vraag die bij heel veel kinderen van ouders die alleen, of nagenoeg alleen, zorgen onvermijdelijk komt bovendrijven nu. Voor noodlottige ongevallen, de echte noodlottige ongevallen die leiden tot de dood, weet ze wat er is geregeld. Dat bespraken we toen ik mijn testament liet opmaken. Ze bedacht toen vooral hoe ze haar erfenis kon gaan besteden en wilde weten of ze ook mijn lievelingsjurkjes mocht hebben, jawel toch? Dit was geen vraag van overlijden, dit was een zorg  over zorg als ik dat even niet zou kunnen en bovendien ook niet zou mogen. Mijn hart zakte centimeters naar beneden bij de bezorgdheid in haar ogen. Ik stopte nog snel een krieltje in mijn mond, weggespoeld met witte bonuswijn. “Wat zou je willen” vroeg ik haar en we namen de mogelijkheden door. Ik beloofde het te regelen. Ze knuffelde me lang. Ik bewaarde mijn tranen voor later die avond. 

Het waren dag tien, elf en twaalf en ik schreef en schreef, maar de verhaaltjes raakten niet goed genoeg af door allerlei omstandigheden van leven. Sommige dingen zijn volledig stilgelegd, andere dingen gaan gek genoeg gewoon door. Zoals werk. Godzijdank: zoals werk. Het gaat niet helemaal van harte, de eerste week van deze twintigtwintigclusterfuck zorgde voor vertraging in ongeveer alles. Ik verkeerde in staat van overdrive, het deed me denken aan een ritje op de Duitse snelweg in een Porsche 911 in mijn vorige leven van toen dat nog mocht. Ik zag de 250 kilometer per uur nog aangetikt worden en sloot toen mijn ogen op hoop van zegen terwijl de snelheid meer en meer toenam. Niets zien, niets horen behalve het razen van asfalt en totaal geen controle. En uiteindelijk toch op plaats van bestemming komen. Dankzij de chauffeur, maar zeker ook dankzij het vermogen tot overgave. En binnen die overgave zorgen voor controle waar het kan. Mijn ogen sluiten was een keuze. 

Het is die balans die we nu ook moeten zoeken. We zijn allemaal plotseling op de passagiersstoel gezet, daar waar we gewend zijn te sturen met de voet nonchalant op het gaspedaal. Dus dat het tijd kost om te wennen, is logisch. De afgelopen dagen dacht ik veel terug aan jaren geleden, toen ik volledig stuurloos was geraakt. Van de een op de andere dag kreeg ik paniekaanvallen. Eerst eentje per dag. Toen twee. Uiteindelijk zat ik vierentwintig uur per dag hyperventilerend op bed. Achteraf een goede oefening voor nu: thuisisolatie avant la lettre. Misschien was dat wel hoe ik het alleen zijn ben gaan waarderen, ook was het uiterst uitzichtloos. De huisarts wist het niet meer, de therapeut had het opgegeven, iedereen om me heen keek toe want er was niets aan te doen. Zelfs de slaappillen die ik kreeg waren niet bestand tegen mijn paniek en de pammetjes waren leuk geprobeerd, maar totaal niet effectief. Geen idee waar ik zo bang voor was, maar mijn lijf nam mijn hoofd over en andersom. Ik had totaal geen controle. Hoe het uiteindelijk beter ging? Toen ze me bij de afdeling psychiatrie zeiden dat ze me wilden opnemen. En ik onmiddellijk antwoordde: nee, dat gaan we niet doen. Ik voelde aan elke panikerende vezel in mijn uitgeputte lijf dat ik dat niet wilde. Die nee, díe nee, gaf me controle terug, het zit kennelijk in gekke dingen. Het was niet een wonderbaarlijk en plotseling herstel, maar dit was wel wat dat uiteindelijk  inluidde. Het kostte me nog een aantal keer flink ruzie maken met een therapeut aldaar om helemaal paniekvrij te raken, eigenwijs was ik blijkbaar nog steeds. Wat ik maar wil zeggen: dat ik leerde dat ankertjes belangrijk zijn. Een goedgeplaatste nee of ja. Een klein ritueel. Maar vooral en bovenal: voelen en volgen. Als we niets meer hebben, hebben we altijd onze intuïtie nog. En het lijkt me belangrijker dan ooit om die nu designated driver te laten zijn. Mij hielp het in ieder geval toen en mij helpt het nu.

We navigeren in chaos met ogen gesloten zonder eindbestemming en het valt niet mee, maar het lukt steeds een beetje beter. 

Het waren dag tien, elf en twaalf van blijf toch thuis. Het waren de dagen van verder oplopende cijfers, weggevallen mensen zijn nu een statistiek die niemand nog begrijpt. De dagen van een paar woorden van onze MP en een eerbetoon aan Liesbeth List. De dagen van hulp uit onverwachte hoek. De dagen van steeds vragen hoe het gaat en eerlijk zeggen van niet zo goed met dan troostende woorden. De dag erna weer andersom. De dagen van weinig concentratie en hoge snelheid. De dagen van rijen bij de super omdat minder mensen per vierkante meter beter is. De dagen van eindelijk even geen regen meer. De dagen van meer zwaaiende mensen en bijpraten op straat en met gepaste afstand. De dagen van drones op het strand met robotstem die herhaaldelijk anderhalve meter roept. De dagen van samenscholingsverboden en boetes bij teveel mensen bij elkaar. Het waren dag tien, elf en twaalf nog maar en we kunnen niet stoppen met dromen van terug naar normaal. Het waren drie dagen van nog een lange rit te gaan, harder dan 250 kilometer per uur en onze ogen dicht. Gelukkig zijn we niet alleen. 

Geen tranen van verdriet, lockdowndiary – dag 9

Het is 24 maart 2020. De negende dag van thuis, meer thuis dan ooit. En de enige tranen die er kwamen, kwamen uit ontroering van heel veel goede wil en geefdrift. Binnen een dag haalden we bijna 1000 euro op voor gezinnen die nu in acute problemen komen met geld of spullen. En vergis je niet: dat zijn er veel.

Al bijna twee jaar regelen we met Lutje Geluk uitjes voor gezinnen die dat zelf niet kunnen betalen. Een dagje naar de Efteling of dierentuin om zo samen herinneringen te maken. Zo hebben de kinderen ook een keer iets te vertellen in de kring en zijn de ouders een dagje van hun zorgen verlost. Een simpel en doeltreffend concept. Maar er komt zoveel meer bij kijken. Wieke, Yvanka en ik hebben ontzettend veel geleerd over leven met weinig. Wat het betekent voor ouders, wat het doet met kinderen. De belangrijkste afspraak die we met elkaar hebben gemaakt, is dat we onbevooroordeeld handelen en altijd vanuit vertrouwen. Roept een gezin onze hulp in? Dan heeft dat gezin het nodig. Punt. Die aanpak loont al de hele tijd, maar nu nog een beetje meer.

Ik kreeg een berichtje van een moeder die geen tablet had en zo haar kind niet meer kon laten doen met de lesjes op school. Ze had de gebruikelijke wegen al bewandeld, zonder resultaat. “Ik weet niet wie ik nog kan vragen, dus ik vraag het nu aan jullie.” Binnen een uur hebben we een tablet kunnen brengen, maar ook geld om boodschappen te kunnen doen. Door het hamsteren van anderen, waren de gebruikelijke goedkope producten steeds op en dat drukte op het boodschappenbudget. “Heel erg bedankt” schreef ze. “Bedank jezelf maar, jij stelde de vraag.” Want: om hulp vragen is moeilijk. Veel moeilijker dan het lijkt. En dat is helemaal nu belangrijk om te beseffen. Daarom zijn we gezinnen actief gaan benaderen of ze het allemaal wel rond kregen, financieel. Of we ergens mee konden helpen. En waar vragen moeilijk is, is ontvangen dat ook. Maar net een beetje makkelijker. Veel gezinnen bleken het heel lastig te hebben, we zorgden voor vijfentwintig van hen voor extra lucht in de vorm van boodschappenbudget. We stelden maar één vraag, de enige relevante: kun je dit gebruiken? En gaven in vertrouwen en overtuiging weg. Dat werkt, roepen wij al langer. En bewijst zich andermaal. Schaamte hoeft niet afgepeld of uitgepeuterd. Schaamte is namelijk al gênant genoeg. Na een oproep en een berichtje in het nieuws, maakten tientallen mensen geld over om zo verder te kunnen helpen in de komende tijd. Vandaag waren het tranen van ontroering en geen tranen van verdriet.

Het was dag negen van nog een heleboel en bij sommigen komen de muren akelig dichtbij. Het was dag negen nog maar en ook zelf vroeg ik om hulp. Het was dag negen, er begint zich een nieuwe structuur te vormen en ik bezie het inmiddels per twee uur in plaats van per een. Het was dag negen nog maar, niemand sprak het volk toe vandaag. Het was dag negen nog maar, de cijfers stijgen, de doden zijn een statistiek. Het was dag negen nog maar en ik moest denken aan de mensen die het afscheid nemen is ontnomen, een tragische consequentie. Het was dag negen. Dag negen was goed te doen.

Schermafbeelding 2020-03-25 om 09.53.41

De beste dag tot nu toe – lockdowndiary, dag 8

Het is 23 maart 2020. Dag acht van anderhalvemeterafstand en blijf bij mensen uit de buurt. De dag dat ik iets beter sliep, maar toch weer naar adem happend wakker schrok. Van de ene nare droom zo in de andere nare droom die toch gewoon écht echt bleek te zijn. Toch stond ik anders op dan de vorige dagen. Lichter, iets meer ontspannen en zelfs een beetje melig.

Dus ik maakte koffie, liet de dochter nog even liggen want die valt ook maar lastig in slaap, pakte mijn laptop en ging werken. De concentratieboog stond in vergelijking met de afgelopen week aardig gespannen en ik was helemaal klaar voor een klus die deze middag ook wel echt af moest. Ik opende het betreffende document. Nam nog een slokje koffie. En toen ging er een schuurmachine aan. Mensen die mij al langer volgen weten dat ik jaren geleden suburbia ben uitgevlucht met zo ongeveer Kärcherzondag als belangrijkste reden. Het geluid van een schuurmachine, boorapparaat of hogedrukreiniger maakt me sowieso al zeldzaam agressief, laat staan als ik én geen kant op kan én ik moet werken én hoehaaljehetüberhauptinjehoofdlaatmeingodsnaammetrust. Coronacrisis maakt me ietwat ongefilterd, merkte ik al een paar dagen. Zowel in goede als in iets minder goede zin. Waar ik vroeger, met mijn pre-covidgemoed, nog wel even had afgewacht of misschien wel helemaal niet had ingegrepen, stormde ik nu de trap af, naar buiten. Daar bleek plots een steiger gerezen met daarop twee opgewekte schildersmannen, fanatiek schurend aan een kozijn. “Goedemorgen” zei ik, terwijl ik een rondje om de steiger heenliep, ik weet ook niet precies waarom. “Goedemorgen” zeiden ze terug. “Dus jullie maken dit lawaai” vroeg ik naar een veel te bekende weg. “Ja, wij zijn aan het werk.” Ik wilde gillen: IK OOK, MAANZAAD DIE JE ER BENT, maar dat deed ik nog niet. “Hoe lang gaat dit nog duren, denken jullie” met een gemaakt vriendelijk stemmetje. “Nou, nog wel de hele dag.” “Dat denk ik niet, meneer. Mijn hele huis trilt, ik moet werken, mijn kind moet schoolwerk doen, mijn andere kind moet slapen, er zijn omstandigheden.” Het was even stil. “Waar woont u dan?” “Je ziet me toch tweeënhalve seconde geleden die deur uitlopen of niet dan, waar denk jij dat ik woon!” Dat was dan ook wel weer zo. Toch kon hij zich niet voorstellen dat ik er zoveel last van had. Hij zei het echt. Hij kon het zich gewoon echt niet voorstellen. “NOU WEET JE WAT IK ME NIET KAN VOORSTELLEN SCHILDERMENEER, DAT WIE DAN OOK DIT EEN GOED IDEE VINDT WAAR OOK TER WERELD EN OP WELKE PLANEET DAN OOK DENK NA EN BLIJF UIT DE BUURT VAN JE COLLEGA” fluisterde ik niet bepaald. Maar hij moest werken anders had hij geen geld en toen zei ik dat dit voor mij ook gold dus ik dat wel begreep en graag wilde terugkeren naar mijn vraag van origine: “Hoe lang gaat dit nog duren, dan houd ik daar rekening mee?”.

Hij zou in een uurtje wel klaar zijn.

‘Het is een vreemde tijd’ appte een goede vriend me vandaag. Mijn antwoord: ‘de tijden zijn nog nooit zo vreemd geweest’. En ergens bemerkte ik vandaag gewenning. Nog niet van de situatie, maar een soort gewenning van de chaos in mezelf. Wat hielp was dat mijn dochter kon gaan videobellen met klasgenootjes. Ze lachten en gilden wat af en ze hadden elkaar hoorbaar gemist, daar heb ik echt van genoten. Er ontstaan langzaam maar zeker kleine ankertjes in de dag en het voelt allemaal wat minder reddeloos of uitzichtloos. Af en toe kwamen er zelfs geruststellende gedachten bij me op die 100% nergens op sloegen, maar wel hun werk konden doen. En ik telde mijn zegeningen. Want we hebben het goed.

Het was dag acht nog maar van velen en velen zo vertelde de regering vandaag. Het was dag acht en de regels werden strenger omdat de onverschilligen onder ons te perfectionistisch zijn geweest. Het was dag acht nog maar en de kappers moesten sluiten, straks wil helemaal niemand meer naar buiten, ziet u het verband? Het was dag acht nog maar en ik kreeg zowaar werk verricht, het werd nog goed bevonden ook. Het was dag acht en zoals elke dag poogden we veel te prematuur alvast alle cijfers te duiden, want wat is anders nog houvast? Het was dag acht, we proberen onze weg te vinden nu we weten waar we onze adem over inhielden: dit duurt tenminste tot 1 juni en waarschijnlijk nog veel langer, we wisten het al, maar nu hoorden we het ook. Het was dag acht en de tijden zijn nog nooit zo vreemd geweest. Het was dag acht alweer, het was de beste dag tot nu.

De schildermeneer kwam sorry zeggen. En ik zei sorry terug.

Reuzenkinderen

Het is 22 maart 2020. En dag zeven van oplopende spanning bij mensen die vinden dat andere mensen thuis moeten blijven. Boosheid en verontwaardiging. Ik zei gister nog tegen iemand: boos zijn is niet constructief. Het is gif drinken en dan willen dat de ander doodgaat. Deze situatie is een uitzondering, het is zien dat anderen gif drinken en hopen dat je zelf niet doodgaat.

Blijf bij andere mensen uit de buurt.

En houd elkaar vast. Vooral de kinderen. U mag best weten: het moeilijkst van alle moeilijke dingen vind ik de kinderen in de benen houden. Met name omdat mijn hoofd en hart in overdrive zijn. Niet constant, maar in sommige uren wel. Ik weet dat dit beter gaat worden, dat ik wel land in de nieuwe realiteit, maar ik was graag wat meer emotioneel beschikbaar geweest. De meisjes doen het hoe dan ook geweldig, al weet ik soms niet zeker of ze zich niet simpelweg groot aan het houden zijn.

882DC9C9-A3DA-4645-AE3B-5D0B212DA68DIn ons vorige leven fietste ik elke dag langs dit beeld van het reuzenkind, bedoeld als hoopgevend voor de mensen die het protonentherapiecentrum van het UMCG bezoeken. Want daar wil niemand liever heen, dan kun je echt alle steun gebruiken. Het symboliseert de bergen werk die door de mens worden verzet in technologie en wetenschap. Vandaag zag ik het na dagen weer staan toen ik naar mijn kantoor wandelde voor essentiële dingen als post enzo- in m’n eentje en niet in de buurt van de zeven mensen die ik tegenkwam. En het reuzenkind van glas lokte mijn tranen. Als ouders zijn we bergen aan het verzetten. Ik voel me klein, maar moet groot zijn. Ik ben verdrietig, maar word geacht te lachen. Alle tijd is ineens fluïde en er hoort zorg op gezette tijden. Ik wil troosten maar kan ook wel wat troost gebruiken. Probeer de moed er in te houden terwijl het soms doodstil in mijn schoenen lijkt gezonken. Ik wil kietelen, lachen, spelletjes, kletsen, snappen wat er gebeurt en wat er gaat gebeuren zodat ik het fatsoenlijk kan uitleggen en het zelf ook nog geloof. 

Niets van dat al, dacht ik vanmiddag bij het reuzenkind. Dus wat dan wel? Accepteren dat we allemaal even reuzenkinderen zijn, voor nu. Breekbaar als glas, tegelijkertijd sterk en krachtig. Daar en toen herinnerde ik me ook hoe belangrijk het is om alles er te laten zijn. Ook bovenstaande niet zulke opbeurende gevoelens en gedachten. Niet oneindig als het even kan. En een beetje in gezelschap van relativering en ratio. Maar toch. Mijn huilen helpt me. Mijn denken helpt me. Ook al is het niet mindfuloptimistisch. En niet te vaak en niet te veel. Leuk is het niet, maar echt is het wel. Bovendien zijn er ook een hoop zorgen weggevallen. Waarvan velen voor altijd. Het reuzenkind blijft namelijk wel staan. Dit is eigenlijk wat we altijd al deden, maar dan een beetje meer. Laten we vooral nog vaker zegeningen tellen, als dat nodig is.

Het was dag zeven alweer. Nog maar. Dag zeven en er werd een NL-alert verstuurd ter afstand houden. Het was dag zeven en ik wil toch ook even vertellen dat de plant die ik in december kreeg nog steeds leeft, de mensen die ik ken, kennen de uitzonderlijke prestatie. Het was dag zeven en mijn wasmand groeit in plaats van slinkend, want: morgen weer een dag. Het was dag zeven en de ziekenhuizen raakten voller. Het was dag zeven nog maar en veel zorg is al gestopt. Het was dag zeven, er was geen toespraak op tv. Het was dag zeven, dag zeven viel wel mee.

P.S. Het kunstwerk heet Aden en is gemaakt door Herman Lamers. 

Uit zorg

Het is 21 maart 2020. Dag zes van veel. De dag dat veel van onze lieve medelanders toch besloten dat ze er op uit moesten met elkaar – blijf uit de buurt van andere mensen.

Waar ik gister plechtig beloofde netjes gekleed het raam te openen voor zwaaienden, heb ik vandaag echt faliekant gefaald. Bij de eerste stond ik onder de douche, bij de tweede was ik een blokje om – in m’n eentje en uiteraard uit de buurt van andere mensen. Het was verder de dag dat ik besloot dat uur per uur een betere strategie is dan dag voor dag. Mijn gemoed wisselt, mooier kan ik het ook niet maken. Bij dat ommetje gingen mijn tranen aan de loop, ook door een ingewikkeld telefoongesprek trouwens. Waaruit ik dan wel weer leerde dat krachtig zijn heel veel verschillende definities kent. Ik geloof namelijk dat we allemaal doen wat we kunnen en dat wat we kunnen krachtig is – zo lang je uit de buurt van andere mensen blijft. Zorg voor een ander impliceert niet dat er geen zorg is voor jezelf. Het impliceert draagkracht, het betekent dat er iets over is dat weggegeven kan worden. Het impliceert diepe zakken en bereidheid om te geven. Ruimte maken voor een ander is niet hetzelfde als ruimte inleveren van jezelf. Het impliceert empathie. En het betekent bovenal vermogen tot het allerbelangrijkste bezit op dit moment: liefde. Maar wie nu even niets over heeft, zorgt met alle liefde en begrip vooral heel erg goed voor zichzelf. En blijft uit de buurt van andere mensen.

Tot zover mijn filosofisch uurtje. Vlak na dit blokje pieste ik bijna in m’n broek van het lachen door een grap van mijn oudste dochter. En bouwden we de woonkamer om tot disco, we dansten een uur met z’n allen. Het was het fijnste uur tot nu toe en daarmee een belangrijke tip: dans op de muziek. Ook als je denkt dat je daar geen zin in hebt. En blijf uit de buurt van andere mensen.

Het was dag zes nog maar en een dag zonder toespraak op tv. Het was dag zes nog maar, ik installeerde WeChat en sprak met China over medische hulpmiddelen, die had ik ook niet verwacht. Het was dag zes en we lieten spullen bezorgen bij mensen zonder geld. Het was dag zes en ik hoorde over een man zonder huis die nergens naartoe kon, inmiddels onder dak, maar let op elkaar. Het was dag zes en ik ben zo blij met de discolamp van Sinterklaas. Het was dag zes, de zon scheen en het waaide hard. Het was dag zes, het stormde en was ongelooflijk windstil in mij tegelijk. Het was dag zes en BLIJF UIT DE BUURT VAN ANDERE MENSEN. Uit zorg. En uit liefde.

D23BFFC2-885B-497E-827E-426AC745D437

Ruimte en lucht – Lockdowndiary, dag 5

Het is 20 maart 2020. En dag vijf van steeds stillere straten terwijl de druk in de lucht steeds toeneemt.

Ik liep om geen idee meer naar het raam vandaag en zag daar ineens mijn lieve vriendin aan de overkant van de straat. Dit gebeurde een keer eerder, toen was ik me aan het aankleden en ging mijn telefoon die op de vensterbank van het betreffende raam lag. Ik sprintte er naartoe in mijn blote tieten en stond toen oog in oog met W die daar nog een week om heeft gelachen. Vandaag had ik gelukkig wel kleren aan en hing ik uit het raam. “We komen even zwaaien” luidde ze mijn dagelijkse huilbui in. “Gaat het goed” gilde ik als een viswijf over straat. “We wandelen, met jou” riep ze terug. Goed te weten: deze vriendin is al weken full pull in touw in een ziekenhuis. Er zijn weinigen die ik momenteel zo bewonder als zij. En dan dit.

We zwaaiden af, ze liepen verder.

Tranen gedroogd, raam weer dicht, terug in de cocon waar ik nog maar matig een weg in vind. En wel steeds een klein beetje meer. Ik werkte wat, maar het is slecht concentreren. Dus besloot ik op te ruimen en weg te gooien en iets van orde aan te brengen in de chaos die me eerder nooit zo in de weg zat. We moeten ruimte maken. En zwaaien naar elkaar.

Het was dag vijf van velen vandaag. Het was dag vijf en ik kreeg tulpjes bezorgd van iemand die ik helemaal niet goed ken, ik liet chocolade bezorgen bij een ander, laten we lief zijn voor elkaar. Het was dag vijf en het stof van de chaos daalde hier iets meer neer. Het was dag vijf en ik besloot de dagen per uur te bezien, in plaats van als geheel. Het was dag vijf en de Koning sprak ons toe, hij nam de toespraak voor de zekerheid van te voren op. Het was dag vijf van velen en een nieuwe minister betrad zijn post. Het was dag vijf en ik werd wakker bij “You’ll never walk alone” op 150+ radiostations. Mijn vriendin heeft nu een wandel club met die naam. Het was dag vijf al en nog maar, ik moet nog wennen en de kinderen ook. Het was dag vijf, er zijn weer 24 uur voorbij. We zijn een land met ingehouden adem. En we maken samen een nieuw normaal.

Wie wil komen zwaaien krijgt mijn adres. Ik zorg voor fatsoenlijk kledij.

93FEEE92-0FEB-4C49-8345-8C5E6014C7EA

Ze rijden – lockdowndiary, dag 4

Het is 19 maart 2020. Dag vier. Dag vier van mensen die in de supermarktlanen vreemdsoortige en ongemakkelijke dansjes maken om maar zoveel mogelijk van elkaar uit de buurt te blijven en daarbij even ongemakkelijk lachen.

Vandaag wil ik graag even aandacht voor de buschauffeurs. Vanuit mijn raam zie ik: rijden de bussen af en aan, leeg. Met alleen de buschauffeur. Het viel me vandaag pas voor het eerst op. Hij moet wel, hij heeft plots een vitaal beroep. (Zij trouwens ook) En plots ook vooral een heel saai beroep. Of misschien vergis ik me, dacht ik dus vandaag, en vinden ze het heerlijk. Geen drommen klagende, naar regen ruikende mensen, niet het concert van chipkaartpiepjes gecombineerd met overbodige telefoongesprekken of puberroddels. Niet elke keer stoppen als je net lekker snelheid hebt. Geen geschreeuw of de deuren open mogen. Ik ben zo benieuwd welke muziek ze keihard aanzetten voor zichzelf.

Ze rijden want ze moeten wel. Ik vind het een mooi symbool van hoe we in noodtempo zijn afgepeld: ze rijden voor de mensen die ook moeten. En verder voor niemand. Het is misschien ook wel een beetje symbool voor waar we allemaal inzitten: we doen het want we moeten wel. Toch benijd ik ze niet, de buschauffeurs in stilte.

Het was dag vier. De dag dat de minister afzwaaide, onder druk bezweken en met luid begrip. Het was de dag dat de verpleegtehuizen op slot gingen, behalve voor zij al bijna aan de andere zijde. Het was de dag dat bleek dat anderhalve meter niet hetzelfde is als twintig centimeter -mannen wisten dit al lang. Het was dag vier en de dag dat ik leerde dat alles ok is, rustig aan doen mag en moet. De dag dat ik een brief schreef voor de mensen aan het bed. Het was de dag dat een man mijn was deed, in andere omstandigheden belde ik de krant. Het was dag vier, toiletpapier hamsteren heeft allemaal te maken met de anale fase, Google maar. Het was dag vier. Denk om elkaar.

En zwaai eens naar de buschauffeur.

Comic relief – lockdowndiary 3

Het is 18 maart 2020. De derde dag. De derde dag van binnen. De derde van een heleboel meer. Vandaag was beter dan gister. En laten we beginnen met de zegeningen:

  • Ik heb fantastische én fantastisch flexibele kinderen.
  • Ik heb geld op de bank.
  • Ik heb nog werk.
  • Ik heb fantastische mensen om me heen en doe er alles aan net zo fantastisch terug te zijn.
  • De wijn is niet uitverkocht bij de supermarkt.

Voordat we in deze clusterfuck belandden, zat ik op toneel. Ik heb me weken, het voelt als jaren, geleden in een vlaag van verstandsverbijstering aangemeld voor niet gewoon toneel, maar ook nog eens een cursus cabaret. Doodeng en geweldig tegelijk. Dus we hebben goed en wel 4 lessen gehad, alles afgelast, want COVID (ik kan het woord Corona niet meer horen). Deze lessen gaan nu verder in de appgroep. We schrijven liedjes en teksten over wat er is en proberen er uit alle macht wat lucht in te pompen. Lucht door te lachen.

En dat was precies wat ik nodig had, even. Comic relief. Als we dan toch moeten, dan maar lachend. Vanavond belde ik met een vriendin, tot over haar oren in een vitale zorgfunctie, en het lukte ons elkaar aan het lachen te maken tot ik bijna in mijn broek pieste. Bijna. Really bijna.

Maar ook had ik een huilbui. Het aan de gang krijgen van Skype voor de online zangles van mijn dochter lukte niet en plots kwam alles er even uit. Gelukkig was er even iemand bij me die dan weer niet kon zeggen dat alles goed gaat komen, want: wie wel? Maar er wel voor zorgde dat de tranen snel weer deden wat ze moeten doen nu: er zijn met niet teveel en niet allemaal tegelijk. Dat is ook alles dat we kunnen doen nu, toch? Dit bekijken per dag, misschien zelfs wel per uur. Het is een zware wissel, ook als je elk van die uren je zegeningen telt.

Op mijn vorige verhaal kwamen prachtige reacties van mensen die het af en toe moeilijk hebben. Laten we dat alsjeblieft delen. Dit is geen tijd om kracht te veinzen. Of ons stoerder voor te doen dan dat we zijn. Het is een tijd van zegeningen tellen en tegelijkertijd uit te reiken als het even niet meer gaat. Doen alsof, doen we alleen voor onze kinderen. Waar uberhaupt mogelijk.

Het was dag drie nog maar en mijn kleinste huisgenoot heeft het voor elkaar gekregen een iPhone met de wolwas mee te sturen. Het was dag drie nog maar en er waren zoveel lieve berichten en mooie initiatieven. Het was dag drie nog maar en ik had meer contact met mijn liefsten dan ooit. Het was dag drie nog maar en de oudste vroeg zich af of ik ook dood kon gaan. Het was dag drie nog maar en ik heb nog steeds geen schema, maar dat komt vanzelf. Het was dag drie nog maar en we zagen hoe zelfs ministers bezwijken onder de druk. Het was dag drie nog maar en we stelden vast dat Etos mondkapjes verkoopt voor belachelijke bedragen waar ze natuurlijk linea recta naar de huisartsen moeten worden gebracht. Het was dag drie nog maar en we stelden allemaal vast dat niemand weet hoe of wat, wanneer, hoe lang, what else. Het was dag drie nog maar en ik had ook nog eens een gebroken hart. Het was dag drie nog maar en we zijn er nog. 

Morgen is dag vier alweer. Vier van velen. Laat ons lachen. Alsjeblieft.

Niet zo prima – lockdown diary 2

Het is 17 maart 2020. De tweede dag waarop de stilte op straat oorverdovend klinkt. De dag dat mijn jongste een zeldzame huilbui had waarmee de door mij overgedragen spanning haar kleine lijfje verliet. De dag dat mijn oudste me bij het naar bed gaan lang aankeek en vroeg: “Hoe voel je je, mama?”

Ik heb toen voor het eerst in haar leven tegen haar gelogen en gezegd dat ik me prima voelde. Zo prima voelde ik me vandaag namelijk helemaal niet. Het bleek dat sommige dingen van het leven gewoon doorgaan, zachtjes huilende harten bijvoorbeeld, crisis of niet. En dat werd vandaag een beetje veel zoals ik het ook bij anderen veel zag worden. Even.

Want veel, dat zal het blijven. Daarom heb ik besloten vanaf nu elke dag mijn zegeningen te tellen. Dat zijn er pas veel. En het helpt. Wat ook helpt is de vele berichtjes van lieve mensen die vragen of het gaat, of hoe het moet. Doe dat. Vraag elkaar elke keer hoe het is. En verzacht je eigen antwoord niet. Denk extra om elkaar en dan weer een beetje extra aan de mensen die de ziekenhuizen draaiende houden, de huisartsen, de mensen in de supermarkt, de mensen die nu het land en de mensen in leven houden en helemaal geen tijd hebben om hun zegeningen te tellen.

Er is veel en er is veel moois. Maar er gebeuren ook veel minder mooie dingen. Het beste en het slechtste komt keihard naar boven gestoten. Waar de thuiswerkers dapper schema’s maken en delen om het kroost wat te bedaren en te onderwijzen en zoveel mensen zo hard werken voor ons allemaal, worden de supermarkten nog steeds massaal leeggekocht. Mensen moeten stad en land af om nog aan babyvoeding te komen, onze zorgverleners grijpen mis voor hun avondeten. Deze hamsteraars tellen hun zegeningen niet genoeg.

Laten we allemaal tellen en tellen tot we niet meer kunnen en als het zelf even niet lukt, dan telt een ander wel voor jou. Ik bijvoorbeeld, vraag gerust.

Vandaag voelde ik me niet zo prima. Maar morgen weer een dag. En dan hoef ik niet meer te liegen. 

Zie je morgen – Lock down diary, 1

Het is 16 maart 2020: Nederland, Europa, de wereld houden hun adem in. Hier zijn we. In Corona-lockdown. Mijn dochter van tien riep gister dat ze dit nog nooit had meegemaakt. Ik antwoordde: niemand heeft dit eerder meegemaakt. 

Wat lang werd afgedaan als griepje, heeft ons allen stilgelegd. En ons vrijwel zonder waarschuwing in een vacuüm gestort. De straten zijn stil, de scholen zijn dicht, de kinderen thuis. Kelderkasten volgestopt met de allernieuwste eerste levensbehoefte: toiletpapier. En ook wat pasta. De dagen hebben ineens zeeën van tijd en niemand weet nog hoe lang dit gaat duren. Binnen de muren van de ziekenhuizen wordt alles op alles en iedereen gezet om de mensen te redden die nog te redden zijn. Met zweet op hun hoofd en adrenaline in hun lijf manen dokters en verpleegkundigen zichzelf en elkaar tot rust en handelen. Omdat ze wel moeten. De orde van het heldendom is plotsklaps versprongen. Zij staan nu bovenaan. Met stip. 

Ik kan wel zeggen dat ik me geen zorgen maak, maar dat zou een leugen zijn. Een ontwrichting als dit is maar lastig luchtig te bezien. Als er zoveel tegelijkertijd kantelt, verlies dan maar eens niet je evenwicht. Gister zei ik mijn twee vriendinnen gedag na een weekend met onze dochters op het mooiste eiland van de wereld. Ik hield me groot, maar kon wel janken. Dat deed ik later ook maar gewoon. Ik heb mezelf een enkele onbedaarlijke huilbui gegund. En nu gaan we door. Allemaal. Met goede moed en op z’n minst veinzen we die. 

Niemand weet nu wat er komt. We kunnen nergens op vertrouwen en tegelijkertijd is vertrouwen het beste dat we hebben. Op onszelf, op elkaar. Op vandaag, morgen en daarna. Heb vertrouwen, wees betrouwbaar en heb lief. Heb geliefden lief, maar absoluut ook de mensen die je nog niet kent en hulp nodig gaan hebben. We bewaren meer afstand dan ooit, tegelijkertijd voelt iedereen dichterbij dan eerder.

Dit is een ultieme Proeve. En we kunnen dit. 

Zie je morgen weer. En anders overmorgen.  

 

Laten we dansen

Wie mijn huis binnenkomt, kan het niet ontgaan: het bordje boven mijn keukendeur met de onnavolgbare boodschap “I kiss better than I cook”. Ooit gekregen van mijn zus als knipoog naar mijn weerstand tegen koken. Of het waar is heb ik eigenlijk nooit echt kunnen achterhalen, er zijn er ook maar echt heel erg weinig die daarop het antwoord hebben en eigenlijk wil ik het ook gewoon niet weten. Ignorance is bless, nietwaar?

Wie dan naar de woonkamer loopt, passeert de enige andere clichequote die mijn huis ooit rijk zal zijn: “Life isn’t about waiting for the storm to pass; it’s about learning to dance in the rain.” Dit vintagelook-bordje kocht ik dan weer helemaal zelf toen ik na mijn scheiding in dit huis ging wonen. Een vriendelijk geheugensteuntje kon geen kwaad, vond ik. En toch begreep ik gister pas echt wat het bordje bedoelde.

Gister stormde het namelijk letterlijk. Ciara vervoerde de takken en bomen, daagde gras en struik en bloem en plant uit stevig stand te houden, waaide mijn jongste bíjna van haar sokjes toen we eventjes naar buiten durfden en daarna maar besloten lekker binnen te blijven. Ciara ramde rond ons huis. En binnen was het heel gezellig.

Dingen die je overvallen, kondigen zich niet aan en houden weinig rekening met het weer. Zo’n ding gebeurde me gister.  Waardoor het plotseling niet alleen meer buiten waaide. Er stak een zomerstormpje op in februari. Ik keek lang naar de dansende takken en het regen op het raam, wilde de wind negeren, besloot toen maar naar bed te gaan. En kwam langs dat bordje. Mijn vintagelook-bordje met friendly reminder. Alsof ik het voor het eerst zag en nu pas snapte snapte dat het al die tijd eigenlijk al een uitnodiging was. Ik trok mijn schoenen aan en stond op het balkon. Dat balkon lijkt beschut, maar bleek een soort windsluis. Ik trok mijn vest, dat ik intuïtief even daarvoor had aangetrokken over mijn dikke trui, alsof ik het ongemerkt al aan had zien komen dat een extra laagje huid geen kwaad kon, extra stevig om mijn verloren lijf. En stond. Met mijn ogen dicht. Met de regen. En Ciara.

God, wat was dat koud.

Ik dacht aan het berichtje dat ik laatst kreeg van iemand dierbaar over de laatste verhalen die ik schreef: “Je schrijft alsof het stormt.” En hij had gelijk. Het stormde ook, de laatste tijd. Op een goede manier. Het is een soort tegenstelling geweest, al langer. Als het daadwerkelijk stormt in mijn leven ben ik windstil. Is het windstil, dan storm ik. Als een soort nagekomen bericht. Maar het leeft veel lekkerder als je kunt meewaaien. Of kan dansen in de regen. Toch?

Ik stond en stond en deinde, in het donker tot de regen die Ciara meenam genadeloos al mijn lagen extra aangetrokken huid had doorweekt. Het was tijd om weer naar binnen te gaan.

Ik had dus, ondanks het moedig gekochte bordje, helemaal nooit gedanst in de regen. Ik was te druk met vechten tegen de wind. Of me verwonderen over de hagel. Ik ontweek vallende takken. Ruimde de bladeren op. Het stormde wel, ik deed er niks mee. Want ik was toch al die tijd gewoon aan het wachten tot het over was. Maar clichés zijn clichés met een reden en worden zelden zomaar op een vintagelook-bordje afgedrukt. Dus aan de wind laaf je je maar. En regen in je gezicht spoelt veel meer weg dan alleen mascara. Koud tot op het bot geeft niet als de kachel lekker brandt en het bed je zo fijn warmt.

Of ik beter kook dan dat ik kus of andersom: dat weten we niet en doet er ook niet toe. Maar dansen in de regen kan ik inmiddels eindelijk wel.

5B9B7E63-BDCD-456C-960A-E04BAF36CECC