Laten we dansen

Wie mijn huis binnenkomt, kan het niet ontgaan: het bordje boven mijn keukendeur met de onnavolgbare boodschap “I kiss better than I cook”. Ooit gekregen van mijn zus als knipoog naar mijn weerstand tegen koken. Of het waar is heb ik eigenlijk nooit echt kunnen achterhalen, er zijn er ook maar echt heel erg weinig die daarop het antwoord hebben en eigenlijk wil ik het ook gewoon niet weten. Ignorance is bless, nietwaar?

Wie dan naar de woonkamer loopt, passeert de enige andere clichequote die mijn huis ooit rijk zal zijn: “Life isn’t about waiting for the storm to pass; it’s about learning to dance in the rain.” Dit vintagelook-bordje kocht ik dan weer helemaal zelf toen ik na mijn scheiding in dit huis ging wonen. Een vriendelijk geheugensteuntje kon geen kwaad, vond ik. En toch begreep ik gister pas echt wat het bordje bedoelde.

Gister stormde het namelijk letterlijk. Ciara vervoerde de takken en bomen, daagde gras en struik en bloem en plant uit stevig stand te houden, waaide mijn jongste bíjna van haar sokjes toen we eventjes naar buiten durfden en daarna maar besloten lekker binnen te blijven. Ciara ramde rond ons huis. En binnen was het heel gezellig.

Dingen die je overvallen, kondigen zich niet aan en houden weinig rekening met het weer. Zo’n ding gebeurde me gister.  Waardoor het plotseling niet alleen meer buiten waaide. Er stak een zomerstormpje op in februari. Ik keek lang naar de dansende takken en het regen op het raam, wilde de wind negeren, besloot toen maar naar bed te gaan. En kwam langs dat bordje. Mijn vintagelook-bordje met friendly reminder. Alsof ik het voor het eerst zag en nu pas snapte snapte dat het al die tijd eigenlijk al een uitnodiging was. Ik trok mijn schoenen aan en stond op het balkon. Dat balkon lijkt beschut, maar bleek een soort windsluis. Ik trok mijn vest, dat ik intuïtief even daarvoor had aangetrokken over mijn dikke trui, alsof ik het ongemerkt al aan had zien komen dat een extra laagje huid geen kwaad kon, extra stevig om mijn verloren lijf. En stond. Met mijn ogen dicht. Met de regen. En Ciara.

God, wat was dat koud.

Ik dacht aan het berichtje dat ik laatst kreeg van iemand dierbaar over de laatste verhalen die ik schreef: “Je schrijft alsof het stormt.” En hij had gelijk. Het stormde ook, de laatste tijd. Op een goede manier. Het is een soort tegenstelling geweest, al langer. Als het daadwerkelijk stormt in mijn leven ben ik windstil. Is het windstil, dan storm ik. Als een soort nagekomen bericht. Maar het leeft veel lekkerder als je kunt meewaaien. Of kan dansen in de regen. Toch?

Ik stond en stond en deinde, in het donker tot de regen die Ciara meenam genadeloos al mijn lagen extra aangetrokken huid had doorweekt. Het was tijd om weer naar binnen te gaan.

Ik had dus, ondanks het moedig gekochte bordje, helemaal nooit gedanst in de regen. Ik was te druk met vechten tegen de wind. Of me verwonderen over de hagel. Ik ontweek vallende takken. Ruimde de bladeren op. Het stormde wel, ik deed er niks mee. Want ik was toch al die tijd gewoon aan het wachten tot het over was. Maar clichés zijn clichés met een reden en worden zelden zomaar op een vintagelook-bordje afgedrukt. Dus aan de wind laaf je je maar. En regen in je gezicht spoelt veel meer weg dan alleen mascara. Koud tot op het bot geeft niet als de kachel lekker brandt en het bed je zo fijn warmt.

Of ik beter kook dan dat ik kus of andersom: dat weten we niet en doet er ook niet toe. Maar dansen in de regen kan ik inmiddels eindelijk wel.

5B9B7E63-BDCD-456C-960A-E04BAF36CECC

 

Casa Peru

Het is de laatste dag van 2019 en besluit tot een middag vrij. Nogal een zeldzaamheid. Ik pak gehaast mijn tas in voor een Oud & Nieuw bij lieve vrienden in Amsterdam, in goed gezelschap. En als de auto start, merk ik pas hoe moe ik ben. Ik laat me navigeren over de uitgestorven A7, A6, A1 en nu eens niet door de Google Maps mevrouw waar ik altijd een lachstuip van krijg als ze zo droog verkondigt: “Je bent er” bij bestemming bereikt.

Ik ben er. En even later schiet het prachtige als ook chaotische Amsterdam aan me voorbij vanuit de tram. Het is stil, er is even niks te zeggen en weer merk ik hoe moe ik ben. Op deze middag vrij. In goed gezelschap. In die stilte komt dit jaar, mijn jaar, het jaar van mijn meisjes, vliegensvlug voorbij. En om eerlijk te zijn kon het wel een beetje beter, was mijn slotsom. Om nog eerlijker te zijn kon het dat wel vaker, denk ik er stiekem achteraan. Maar wie zegt dat nou? Kutjaar gehad, hoe in godsnaam verder volgend jaar, jij ook happy newyear? Ach en wat is een kutjaar, toch? Er gebeuren altijd ook mooie dingen, nietwaar? Waar. Er gebeurden hele mooie dingen, maar ik maakte ze niet altijd allemaal mee zoals dat had gemoeten. Omdat ik zo lang, zo vaak mezelf niet was. Mezelf is blijkbaar moe, trouwens.

Nu kan ik opsommen wat mis is gegaan, wat niet, wat bijna of allerlei hoogtepunten delen, maar dat is niet zo relevant. Veel belangrijker is wat ik ga meenemen, even later bedacht in een Peruaans restaurant, wel vlak na een “you look like you need a cocktail” kind a cocktail, dus ik sta hier verder niet voor in. Maar dat: geluk duren mag. En verder eigenlijk niks.

Het is een behoorlijk cliché, dat snap ik zelf ook wel en de cocktail hielp niet per se, maar clichés zijn clichés met reden. En ik ga er behoorlijk lekker op, tot nu toe. Want ik weet dat je dingen denken kan, maar dat doen iets anders is. Dat veel mensen vinden, voelen dat geluk niet is weggelegd, of moet worden verdiend. Dat het soms zo onbereikbaar voelt, ook al huist het om de hoek, maar dan moet je het wel herkennen. En geluk vermomt zich nogal eens, ook. Dus hoe weet je dan wat nagejaagd moet worden, wat mag duren, wat juist niet?

Het enige dat mag duren is geluk en verder helemaal niets. Een cliché en godsonmogelijk, want sommige dingen duren nou eenmaal, ook al zouden ze dat niet moeten mogen. Maar dat zijn vaak de dingen die we niet onder controle hebben. Groot ongeluk en kleiner rampspoed: er is geen ontkomen aan. En daar waar je kiezen kan, kies je voor durend geluk, hoop ik. Wil ik. Doe ik. Nu.

Als ik dit schrijf, ben ik nog steeds moe. En meer moe dan gisteren. Van dit jaar, van het nadenken, van veel werken, van nagenoeg geen vakantie, van het huilen als iedereen al sliep, van het opkomen en op mijn hoede zijn, van het laten gaan, van vallen en steeds opnieuw, altijd weer opstaan. Maar ook van weinig slaap want veel te leuk, die hysterische cocktail, de mooie gesprekken, het harde lachen, de vreemde muziek, het analyseren van de mist, van de warmte, van geluk. En alleen dat, dat mag duren.

Als ook: nu ga ik naar bed.

 

Omdat het ontzettend belangrijk is

Eerder dit jaar schreef ik een stuk over een televisieoptreden van ene meneer Brinkman. Hij vond dat vrouwen misschien voortaan zelf maar moesten opdraaien voor de kosten van hun abortus. Ik vond van niet. Het stuk werd veel gedeeld, ook gepubliceerd op nieuwsplatforms en ontving vele reacties. Positieve. En minder positieve.

Die mevrouw Haveman, die had zeker zelf geen seks. Of: die mevrouw Haveman was vast een slet eerste klas. Als je als vrouw een mening hebt, zie je maar zelden precies genoeg piemel, blijkbaar. Echt leuk zijn zulke reacties natuurlijk niet, maar prima te overzien. Voor mij.

Als er iets is dat ik afgelopen jaar leerde (en daarmee ben ik al veel te laat), is hoe goed er naar mij wordt geluisterd, ook al is niet iedereen het met me eens. En hoe anders dat is voor vrouwen van kleur. Wordt het zo’n stuk? Ja, het wordt zo’n stuk. En toch ga je doorlezen. Waarom? Omdat het ontzettend belangrijk is.

Ik word soms weggezet als boze, ontevreden vrouw met veel te veel of veel te weinig seks. Zowel formeel als informeel. En daar blijft het wel een beetje bij. Iemand waarschuwde me ooit dat mijn feministische en anti-racistische content wel eens voor minder opdrachtgevers zou kunnen zorgen. “Voor zulke mensen werk ik niet” antwoordde ik en ik besef de luxepositie. Mijn privilege. Maar wie zich een beetje verdiept in wat de opiniemakers van kleur over zich heen krijgen, moet zich verplicht helemaal dood schrikken.

In Nederland leven veel racisten. Dat is een gevoelig gegeven, maar daarmee niet minder waar. Is dit nog steeds zo’n stuk? Ja, dit is absoluut zo’n stuk. En toch lees je door. Omdat het belangrijk is, toch? Het is toch belangrijk om aandacht te hebben voor de wereld om ons heen, voor onze maatschappij waarin we onze kinderen gelukkig willen zien opgroeien, waarin we zelf graag, heel graag, gelukkig willen zijn? Waarin we zo trots zijn op gelijke kansen. Of geldt dat alleen als je wit bent?

Ik was mijn handen niet in onschuld. Vorige week nog, ik bladerde door mijn Facebookfoto’s heen, die gaan nogal ver terug. En kwam daar niet een, maar twee keer foto’s van zwarte pieten tegen. Hartjes erbij, alles. Want ik wist niet wat ik nu weet. En ik weet wat ik nu weet omdat ik luisterde naar de enige stemmen we hierin moeten horen: precies, die van mensen van kleur.

Racisme is een systeem waar we allemaal onderdeel van zijn, of je dat nou wil of niet. Het zit in kleine en grote dingen. De karikatuur Zwarte Piet was ooit volledig geaccepteerd, tot het dat niet meer was. En het is niet te danken aan enig historisch besef dat deze strijd nog steeds nodig is. Maar het is ook absoluut niet te danken aan zelfreflectie of de wil om te luisteren, of empathie. Nog steeds zo’n stuk? Ja, nog steeds zo’n stuk. En je leest door. Want het is belangrijk. Niemand wil namelijk racistisch zijn. Ik ook niet. En toch kijk ook ik nog steeds niet radicaal gelijkwaardig naar de wereld. Zonder dat ik het wist, dat ik het koos, zijn er al sinds kind denkbeelden geïnfiltreerd in mijn systeem. Denkbeelden die impliceren dat iemand met een andere huidskleur een andere context heeft dan ik. Andere dromen, andere verlangens, andere doelen, een andere toekomst. Het tegendeel is natuurlijk waar. Maar mensen van kleur hebben wel te maken met andere beloften dan ik. Juist om hoe ik heb leren denken.

Mijn belangrijkste les is dat ik verantwoordelijkheid kan en zelfs moet nemen, ook als ik de situatie niet heb veroorzaakt. Ik heb niet bewust gekozen om op te groeien in een systeem dat draait om de wil, de stem en het recht van witte mensen. Maar ik kan wel degelijk erkennen dat het geen rechtvaardig systeem is. En dus korte metten willen maken met die vooroordelen die voortkomen uit dit systeem. Allereerst door heel erg scherp te zijn op de symptomen als ook de consequenties voor mijn eigen denken. En dat te corrigeren. Bij mijzelf en bij anderen. Door er kennis van te nemen. Door mijn stem te gebruiken.

Dit keer gebruik ik mijn stem daarom vooral heel erg graag om te wijzen op de vrouwen die ik al heel lang volg en zich onvermoeibaar inzetten voor gelijkwaardigheid. Die dat vele malen beter onder woorden kunnen brengen dan ik. Omdat ze het doorleven. Zij vechten steeds opnieuw voor de rechten van gemarginaliseerde groepen, ondanks dat ze weten wat daar op volgt. En ze zijn terecht woest op de ongelijkheid die ze constateren, ervaren en leven. Bakken en bakken ellende krijgen ze over zich heen als ze zich uitspreken, wat hun punt overigens bewijst, maar daar heeft precies niemand iets aan.

Als je graag naar mij luistert, luister dan liever naar hen.

Sylvana Simons

Olave Nduwanje

@diilaa (Twitter)

@fufdadels (podcast)

Dipsaus (podcast)

@moira_mona (Twitter)

@nazimasworld (Twitter)

@monaeltahawy (Twitter)

@marketingvrouw (instagram)

@devikagauri

@hasnaelmaroudi (Twitter)

Harriet Duurvoort

Flavia Dzodan


En ik ben er een heleboel vergeten. Vul gerust aan. <3

Minke in het Dagblad van het Noorden over Zie je Morgen

Twee uur lang sprak ik met Maaike Borst van het Dagblad van het Noorden. Over waarom ik begon met schrijven en waarom ik dat blijf doen. Heel erg spannend om zo’n persoonlijk verhaal te laten opschrijven en in de krant te zien staan. En ook erg mooi. Afgelopen zaterdag stond het er in.

(Als je op het plaatje klikt en wat inzoomt door nog een keer te klikken, kun je het, als het goed is, lezen. Geef anders even een seintje).

Het TedXGroningen filmpje waar in het artikel over wordt gesproken, kun je hier bekijken. En het verhaal waar het allemaal mee begon staat ook nog steeds online.

Rest mij nog: dank voor het zo trouw lezen van al mijn verhalen hier. Echt. Heel erg bedankt.

dvhn 6 juni

Ik mis je miljoen

Ze is zo mooi, mama. Ze was direct al betoverend. En iedere dag wordt ze een beetje mooier. Haar lach, mam. Haar lach is zo fantastisch. Alles wordt licht als ze lacht. Ze heeft er ook veel verschillende van, van die lachjes. Zo’n gesmoorde slappe lach als ik haar kietel terwijl ze haar gezicht in de bank begraaft. En een verwonderde glimlach voor als ze iets nieuws heeft ontdekt. Een triomfantelijk lachje voor als iets gelukt is (een goed gemikt kusje bijvoorbeeld). Een ultrablije lach voor als ik haar kom ophalen van de creche. En nog ontelbaar veel meer.

Haar ogen, mama. Zo blauw. Ze kijken overal doorheen. Haar haartjes zijn spierblond en staan altijd piekerig op haar hoofd. Ik weet niet zo goed of ik met haar naar de kapper moet. Dat is nou typisch iets waar jij het antwoord op zou weten.

Ze is ongelofelijk vrolijk. Ik was bang dat ze teveel verdriet had meegemaakt, zo in mijn buik terwijl je stierf. Maar ze is licht en sprankelend. Zoals dat hoort. Ze trekt gekke bekken en maakt de hele dag grapjes.

Ze loopt niet, ze gaat rennend door het leven. Alleen voor Belangrijke Zaken houdt ze in. Zoals een bal, een eendje (gwakgwak) of een winkelcentrumoma.

Ze is dol op olijfjes. En rozijntjes. En Nibb-Its. Ze eet eigenlijk alles wel. Maar als ze geen zin heeft, spuugt ze het met veel nadruk uit. Waarschijnlijk vooral omdat dat niet mag. Want het is een ondeugd, mam. Ze kan oorverdovend gillen. Van plezier, woede of omdat ik net heb gezegd dat ze niet zo moet gillen. Ze heeft heel veel karakter voor nog geen meter groot.

Je zou zo van haar genieten. Ze is wonderschoon gelukt. Ik had wel rekening gehouden met eventueel misschien een ‘leuk kind’, maar dit meisje is een hartensteler. En een showsteler ook.

Jij wist dat al. Je zei het me. Dat het goed zou komen, dat ze gezond geboren zou worden, dat ik moest vertrouwen. En dat het een overval zou zijn. Een wonderlijk en huiveringwekkend avontuur.

‘Je kinderen zijn je kinderen niet.’ Dat was jouw credo, eerlijk gestolen van Khalil Gibran. Ik steel het bij deze weer van jou. Emily is een Eigenmeisje. En een eigenwijsje, maar dat verbaast je denk ik niet.

Lieve mama. Ik denk niet dat ze je mist en dat is ook maar beter. We kussen elke dag je foto en wensen je iedere avond een goede nacht. Ik slik dan steeds wat tranen weg, want ik mis je voor twee. Ik mis je miljoen.

Twee jaar geleden, precies deze nacht. Voor altijd mijn moeder. (En kom eens buurten als dat lukt. Ik kan wel wat tips gebruiken.)