Marmot

radio2pola

Deze column heb ik geschreven voor het Radio 2 programma KRO Hemelbestormers en werd uitgezonden op 23 maart 2014. Het fragment kun je luisteren op de website van Hemelbestormers

 

Ik was een jaar of acht en werd door mijn moeder naar de kapper gesleept. Mijn lange blonde, maar veel te dunne, warrige haren moesten kort. Ze was de martelgang van het haren kammen ‘s ochtends zat. De kappersmevrouw zocht samen met mijn moeder een mooi kapsel uit. Op het plaatje in het boek leek het inderdaad best aardig..  Kort, praktisch, lekker anders maar best stylish. Ik was enthousiast. En toen ik buiten stond, was ik nog steeds enthousiast. “Nu moeten we ook gel kopen, he mama” vroeg ik toen we hand in hand langs de drogist liepen. Dat had de kapper er immers ook in gedaan en zo stond het ook in het boekje. Ik had dan wel niet zoveel verstand van hippe kapsels, maar dat dit exemplaar geen stand zou houden zonder gelletje of waxje, was me wel duidelijk. “Nee hoor, dat is voor grote mensen”  was haar onverbiddelijke antwoord. En zo gebeurde het dat ik maanden met een soort oversized marmot op mijn hoofd rond liep. Mijn moeder vond het prachtig. En daarom vond ik het zelf ook wel ok. Ik vond het jammer van de gel, maar mijn moeder had altijd gelijk, dus nu vast ook. Dit merkwaardige kapsel was nu gewoon van mij.
Maar daar waar ik mijn nieuwe kapsel omarmde, of in ieder geval onderging, hadden de meisjes uit mijn klas de grootste lol om de marmot op mijn hoofd. Stuk voor stuk hadden zij lange, glanzende haren in vlechten, staarten en met felgekleurde glitterspeldjes. En dat was niet het enige verschil; zij hadden strakke spijkerbroeken van dure merken, liepen op sportschoenen met roze en babyblauw en speelden met de meest prachtige Barbies en MyLittlePony’s die er te koop waren. Ik niet. Ik had vaak twee verschillende sokken aan, droeg regelmatig oude t-shirts van mijn moeder op mijn net iets te ruime C&A spijkerbroeken en speelde met Greetje; de rozeharige, guitige pop met uitpuilende vulling. Ik had zeg maar mijn eigen stijl.

Ik was niet degene die de verschillen zag. Maar werd er wel dagelijks op gewezen. Commentaar op de marmot kon daarom ook niet uitblijven. En zo kwam ik dan toch een keer huilend thuis. Dat mijn haar zo stom zat, zeiden ze.

Mijn moeder glimlachte zoals alleen zij dat kon. Beheerst, geruststellend en in haar ogen las ik al wat ze me ging zeggen. Dat ik prachtig was. Precies zoals ik moest zijn. Dat een spijkerbroek, een kapsel, een pop, nooit onderwerp van gesprek mocht zijn. Omdat het daar niet om gaat in het leven. Dat het prima was dat andere mensen daar veel drukte om hebben, maar dat het iets zegt over hen. Dat het vooral zonde was voor de glitterspeldjes dat zij niet verder konden kijken. En dat het bovendien maar heel erg saai zou zijn als iedereen er hetzelfde uit zou zien.

En bovenal. En met nadruk zei ze dan, met mijn handen in de hare en haar gezicht heel dicht bij de mijne, dat ik nooit, nooit, nooit door een ander mocht gaan twijfelen aan mezelf.

Uiteindelijk bleek de marmot dus een mooie aanleiding voor een onmisbaar stukje levensles. Een les in volharden in jezelf.  In weten wat bij jou hoort en wat bij iemand anders. In staan voor wat je bent en weten dat je er mag zijn, hoe je er ook uitziet. En hoe je haar ook zit.

Pestkop

Zomaar een dag in groep vijf: het werd ineens duidelijk: ik hoorde niet bij hen. Vonden zij. Ik trof mijn tafeltje aan in een hoekje in plaats van in hun groepje. Vanaf toen zat ik met mijn gezicht naar de muur. Mijn schrift met rekensommen was verdwenen. Op het schoolbord stond ‘Minke is vies’. Het heeft er de hele dag gestaan. Ik snapte er niets van. Eerst durfde ik niets te zeggen. Tegen de meester niet, tegen mijn moeder niet. Gek genoeg, achteraf gezien, viel het ook niemand op. Het was stil terreur, gevaarlijk onzichtbaar. Er gingen dagen voorbij waarin de meiden uren onafgebroken naar me staarden, armen over elkaar op de boekenkast. Ze sisten ‘je stinkt’ terwijl ze langs liepen. Of gooiden een werkje op de grond. Van vrolijk onbezorgd naar ernstig verlegen in een paar week tijd. Ik had geen idee wat er gebeurde.

In horten en stoten kwam het verhaal er thuis uiteindelijk uit. Mijn moeder aarzelde niet en beende vastberaden het schoolplein op naar de meester of, zoals ze het zelf noemde, ‘die lapzwans van een gast’.  Er volgde gesprek na gesprek, maar eigenlijk hielp het niet echt. Soms ging het een tijdje beter. Leek het. Dan mocht ik ineens wel weer in hun groepje zitten. Dat bleek dan alleen maar te zijn zodat ik er weer uitgezet kon worden. Toch schoof ik elke keer weer aan, want ik wilde zo graag bij ze horen. Of in ieder geval maar niet niet bij ze horen.

Heel eerlijk: ik was ook wel een beetje anders. Geen Levi’s spijkerbroeken, maar van de C & A. Kortgeknipt blond koppie en kleurrijke oversized shirts in plaats van lange vlechten met roze strikken en strakke paarse truitjes. Altijd twee verschillende kleuren sokken in nep All Stars. Geen ballet, maar circus. En dan kreeg ik ook nog eens heel laat borsten. Mijn moeder liet niet toe dat ik mezelf omkameleonde. “Jij bent fantastisch zoals je bent, jij verandert helemaal niets. Echt, Mink, jouw tijd komt wel.” En: “Je hebt je hele leven nog tijd voor borsten.”

Na twee jaar meisjesterreur, honderden tranen (altijd thuis) en een eigenwaarde van ver onder het nulpunt vond ik bondgenootjes. Ik was nu in ieder geval niet de enige die nergens bij hoorde en zo hoorden we een beetje bij elkaar. Het gaf wat lucht in de verstikkende schooldagen. Het pesten hield aan, er waren nu meer schouders die het droegen. En zo had ik zelfs vriendinnen. De laatste schooldag van groep acht viel iedereen elkaar huilend in de armen. Ik heb geen traan gelaten. Mij zou dit nooit meer gebeuren. Mijn tijd kwam nu, herhaalde ik de woorden van mijn moeder terwijl ik met opgeheven hoofd het klaslokaal verliet. Mijn toekomst tegemoet. Als vrolijk, zelfverzekerd meisje. Met vast ook borsten. En anders maar niet.

Ik had het geluk dat dit lukte. Toeval. Want ik zal me niet stoerder voordoen dan ik ben: ik kijk nog steeds weg als ik die meiden tegenkom. En dan heb ik weer dat zenuwengevoel in mijn buik. En ben ik, volwassen, zelfverzekerde vrouw zomaar even dat kleine, blonde, onzekere meisje. Er zijn verhalen duizend keer zo erg en vele jaren langer. En op mij maakte dit al een onuitwisbare indruk.