Alle dagen tellen

Wind tegen. Het rukt lokken haar uit mijn zorgvuldig samengestelde Grace Kelly rol. Het waait de tranen uit mijn ogen. Ik trap harder. Langs het water. Langs het grasveld waar vaak schapen staan in de zomer. Langs Emily’s creche. Bij het kruispunt sprint ik voor een auto langs. Hij toetert, ik zwaai. Ik kan daar altijd kiezen tussen het fietspad langs het water en de hobbelige klinkerweg langs een bedrijventerrein. Meestal kies ik de hobbelige weg. Nu kies ik het fietspad. Ik hoop op meer wind. Laat maar komen. Waai me maar.

Het is 30 december. Ik fiets uit de stad terug naar huis. Terug van eindejaarsgesprekken met een vriendin. Dat we een bizar 2012 laten voor wat het is en 2013 ons jaar wordt. Ik ben buiten adem van de wind. Stop met trappen. Ik slalom, net als vroeger, tussen de witte streepjes van het fietspad door. De wind wint. Zo lang mogelijk niet trappen, even helemaal niets doen. Kijken hoe lang dat lukt. Als je niets doet, val je om. Dat geldt bij fietsen. Ik dacht altijd dat het ook voor leven gold. Niets doen is stilstaan is omvallen. Op die gedachte kwam ik 2012 door: doen. Alles doen. Meer doen. Harder werken. Niet stilstaan, niet omvallen. Vasthouden.

Precies in het midden van het fietspad stap ik af zodat ik niet omval. Bijna middernacht, de lucht gitzwart en het gaat zachtjes regenen. Ik doe mijn ogen dicht.

Ik heb me vergist. Stilstaan is heerlijk.

 

 

2012: waarin mijn thuis een huis werd. Waarin mijn geschiedenis nieuwe toekomst ontmoette. Waarin ik dingen deed die ik doodeng vond. Waarin ik hard werkte, met succes. Het jaar waarin schrijven echt mijn hart vond. Ik voor het eerst hardop een droom uitsprak (en er een klein beetje bij bloosde). Een jaar van mooie ontmoetingen en bijzondere gesprekken. Een jaar met strijd en tranen, gelukkig ook van geluk. Het jaar waarin ik besefte dat missen niet overgaat, maar erger wordt. En ik niet bang hoef te zijn. Waarin mijn dochter soms harder wijsneusde dan dat ik hebben kon, grappiger was dan dat ik kon vermoeden en harder bleek te kunnen lachen dan dat ik voor mogelijk hield. Maar vooral het jaar waarin ze me elke dag liet zien hoe lief het leven is. En dat alle dagen tellen.

Want alle dagen tellen.

Frisse liefde, warm terras

Langzaam schuifelt haar blote voet richting de zijne. Tot de roodgelakte nagels voorzichtig op zijn wreef rusten. Hij kijkt op van zijn boek. Houdt zijn hoofd schuin. Kijkt naar haar. Ze ziet het niet. Hij legt zijn hand op haar blote been. Ze glimlacht terwijl ze verder leest.
Een koeler met ijs houdt hun champagne koud.

Hij leest haar een stukje voor uit zijn boek. Een uitgelaten lach. Ze zegt iets terug. Ze lachen samen. Ze zoent hem in zijn nek met een hand door zijn haar. Zijn hand zoekt haar billen. Kleine fluisterwoordjes waaien mee op de zeewind. En raken een voor een de andere mensen op het terras. ‘I’ voor het vermoeide Duitse stel met newborn. ‘Love’ voor het pantershirtje met gouden naamketting en haar tattoovriend. ‘You’ voor de ober met de dromen in zijn ogen. ‘So’ voor de Australische vrienden die een ontmoeting met Orlando Bloom nabespreken. De ‘Much’ mag ik.

De frisse liefde in de zoen die volgt, beneemt iedereen een beetje de adem. Ze schudt haar haren los om het opnieuw vast te maken. Zijn ogen zijn bijna lichtgevend blauw. Die van haar lijken bruin. Ze vinden elkaar steeds als vanzelf.

Kleine condensdruppeltjes zoeken hun weg naar de voet van mijn wijnglas. De zeezon is heftig warm. Het is een mooi gezicht, dit frisseliefdestel. Iedereen ziet het. Zij weten het ook. Er kan hun niets gebeuren. In ieder geval niet vandaag. Morgen zien ze dan wel. Dat duurt nog zo lang.

Hij bestelt een nieuwe fles champagne. Zij vraagt er water bij. Allebei steken ze een sigaret op. Kussen elkaar. En nog eens.

Dan neem ik een laatste slokje lauwe Chardonnay. De ober met de dromen in zijn ogen vraagt of ik er nog een wil. Ik bedank, geef hem een briefje van twintig en zeg dat hij de rest maar moet houden. Ik loop het terras af. De frisseliefdeman kijkt me aan. Heel kort. Zij doet hetzelfde. Haar ogen zijn toch blauw. In die paar seconden gaven ze me het mooiste souvenir. Ik kijk nog even om naar de andere gasten. Dan slenter ik de hoek om. En weet ik: mij gebeurt ook niets. En zeker niet vandaag…

 

Een klein verhaaltje voor Emily

Zandwindhoosjes. In de woestijn. Een verloren kameel. Wolkenhoge krabbers. Gele taxi’s, rode riksja’s. Zee, verder dan de horizon.

Een berg tot bij de maan. Duizendmiljoen sterren. Ijsbergrotsen. Lavavulkaan. Piramide, ruïne. Palmboomeiland.
Laat het zand je voeten kietelen, lig op je rug in het gras. Kijk omhoog en tel de sterren. Verwonder je over het blauw van de lucht. Zie de wolkenvormpjes.

Pak mijn hand, ik neem je mee. Op reis. Over de hele wereld. Er is nog zoveel te zien.