Vakantie Jordanië deel 3: I wish I had my shoes on.

Kempinski Ishtar Dead Sea

‘In 100 meters, turn left.’ Mijn man rijdt rechtdoor. ‘In 50 meters, turn left.’ Weer rechtdoor. ‘Ehm. Waarom negeren we de navigatiemevrouw? Of eigenlijk, waarom negeer jij de navigatiemevrouw?’ ‘Voor mijn gevoel moeten we de andere kant op.’ Ok. Dit wordt weer zo’n tomtomdiscussie. ‘Voor jouw gevoel was het ook maar een uur naar de Dode Zee. Volgens de rest van de wereld 3 uur.’ Mijn man heeft een bijna feilloos oriëntatievermogen. Zijn ingebouwde kompas laat hem vrijwel nooit in de steek. Behalve, gek genoeg, als hij tegen de navigatie gaat eigenwijzen. Het zorgde er al eens voor dat we te laat kwamen op een bruiloft, maar dat is een verboden onderwerp. ‘Even voor mijn beeld he’ zet ik de boel op scherp. ‘We betalen bijna 10 euro per dag voor deze navigatiemevrouw, toch?’ ‘Klopt.’ ‘Op jouw verzoek, he? ‘Klopt ook.’ Ik ben even stil. ‘Ik stel voor dat we de weg even vragen.’ ‘Hoeft niet’ is het korte antwoord. ‘Hoeft wel. Bruiloft.’ De auto wordt nogal dramatisch tot stilstand gebracht op de parkeerplaats van een restaurantje.

Tien minuten later rijden we op de goede weg, richting Amman. Estimated Time of Arrival Dode Zee: 19 uur. Het is hier vroeg donker, we maken wat vaart. We rijden door indrukwekkende woestijnlandschappen. Kleine wervelwindjes blazen zand rond. Dan gaan we vals plat omhoog. Met vol gas minderen we vaart. Vrachtwagens kruipen in slakkengang omhoog. Het berglandschap is al even indrukwekkend. Af en toe passeren we een verlaten check point.

In een dorpje stoppen we voor een meloen en wat tomaten voor Emily. Weer worden we door iedereen welkom geheten. Het is een enthousiast volk. Vanuit auto’s worden we betoeterd en bezwaaid.

De miscalculatie en de tomtomdiscussie liggen ver achter ons als we links de Dode Zee zien verschijnen. De rotsige kustlijn is wit uitgeslagen van het zout. ‘Hoe heet het hotel’ vraagt mijn man. ‘Oh ja, goed punt.’ Ik graaf in het dashboardkastje naar de boekingsbevestigingen. Uiteindelijk vind ik de goede. ‘Kempinski‘ zeg ik. We hadden het een paar week geleden geboekt. Ik vond het eigenlijk te duur, maar de rest van de overnachtingen was vrij budget, dus liet ik me over halen. Ik kon me niet goed meer herinneren wat voor een hotel het was. Behalve dus duur, maar dat waren ze eigenlijk allemaal aan de Dode Zee. We vonden wel dat we twee nachtjes luxe verdiend hadden. En dat was dat.

‘Ah hier is het al.’ Mijn man stuurt de auto abrupt naar links. We rijden de steile weg af naar beneden en worden staande gehouden door de portier. Hij vraagt om de boeking. En hij wil onze auto checken. Met een spiegel op een stokje en/of een metaaldetector loopt hij om de auto. We mogen doorrijden. Achter het imposante hek doemt een enorm complex op. Lichtbeige gebouwen tussen zorgvuldig onderhouden bomen. Veel groen, veel water. We rijden op aanwijzingen van het personeel in wit-met-kakikleurige gewaden naar de hoofdingang. Het schemert al. We parkeren voor de deur. Voor we iets tegen elkaar kunnen zeggen, wordt mijn deur geopend door een vriendelijke en niet onaantrekkelijke, ik mag dat best zeggen, Achmed. ‘Welcome madam.’ Shitshitshit. Ik kijk om me heen. De hoofdingang doet paleisachtig aan. Er staat beveiliging. Er staan auto’s waar ik met gemak een huis van kan kopen. De zandvlekken in mijn legging kleuren heel goed bij de outfit van Achmed. ‘Thank you. One minute, I don’t have shoes on’ leg ik Achmed uit. ‘We have slippers for you madam.’ Kennelijk zie ik eruit alsof ik überhaupt geen schoenen heb. ‘Well, I do have shoes. They’re just not on right now.’
Mijn man wordt ook uit de auto gelaten en maakt op verzoek de kofferbak open. Achmed 2 & 3 laden de bagage uit. Dit gaat een beetje snel allemaal. Mijn schoenen zitten onderin mijn tas. Ik word nerveus van de drie man personeel zoemend om de auto. Ik stap maar gewoon uit.
‘Valet parking’ fluister ik over de auto heen naar mijn man. ‘We moeten even alle spullen meenemen.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Ze gaan de auto parkeren.’ Op de achterbank zit een smoezelige Emily met stickertjes in haar haar. Op de grond liggen een meloen en drie tomaten. Ik stop ze snel in een leeg plastic zakje. Vliegensvlug rapen we wat spullen bij elkaar. Ze worden allemaal overgenomen door Achmed 1, 2 en 3. Mijn man ruilt zijn autosleutel in voor een valet card en we worden naar de ingang geleid. Ik vervloek de zesduizend zandkorreltjes, mijn rare haar en mijn afbladderende roze nagellak. Maar vooral het feit dat ik geen schoenen draag.

De beveiligingsachmed vraagt hoe onze reis was. ‘Messy’ antwoord ik, meer verwijzend naar onze staat van zijn dan onze reis. We zien er waarschijnlijk uit alsof we in één ruk uit Holland zijn komen rijden. Ik lach maar heel vriendelijk steeds. Hopelijk zonder dat er ergens een verdwaald stukje lunch tussen mijn tanden zit. Ik besluit mijn zonnebril maar niet af te zetten. Daar kan het alleen maar slechter van worden.

Onze tassen worden geopend en we gaan door een metaaldetector. Ik vind de beveiliging wat pittig en vraag me af waarom. Op dat moment wandelt een oliesjeik, dat kan niet anders, vergezeld van vier beveiligers, gewapend, naar een Mercedes waar ik denk ik wel twee huizen van kan kopen.

Emily is er ondertussen vandoor. Even de beentjes strekken op de marmeren vloer moet ze gedacht hebben. Nou, dat kan. De lobby is gigantisch. En heel erg luxe.

We krijgen heerlijk ruikende warme doekjes aangereikt van een dienblad om ons op te frissen. Het lijkt me niet de bedoeling om er ook je oksels mee te doen, maar ik vind de verleiding groot. Terwijl mijn man meters maakt achter Emily aan, snel ik me naar de balie. Ik krijg een welkomstdrankje. Grapefruitsap of lemon juice. Ik ben wel toe aan Tequila inmiddels, maar grijp het sapje dankbaar aan.

Goed, even koppie erbij. Paspoorten. Die heb ik in zo’n vakje in mijn tas. Toch? Ja. Oh nee. Ze zijn niet in zo’n vakje. ‘Sorry, sorry, bit chaotic.’ Ik lach er maar een beetje dom bij. Mijn tas uitpakken op de balie is absoluut geen optie. Luiers, vieze luiers (geen prullenbak onderweg), tampons, een bruine banaan (vergeten), een half opgegeten biologische mueslireep (ook vergeten), zes lipglosses (en geen één op!) en twee zanderige gympen. Ik moet er net zo lang doorheen graven tot ik de paspoorten heb. Ik overhandig ze aan de geduldig wachtende balieachmed. Hij wil ook mijn credit card. Voor een autorisatie. Dat mag. Ik graaf weer door de zooi en vind de kaart. De bankproblemen van de afgelopen dagen in combinatie met het astronomisch hoge bedrag dat hij wil autoriseren (de kamerprijs plus keer drie, ik zeg u: vrij pittig), maakt dat ik wat nerveuzig op mijn blote voetjes dans. Gelukkig gaat het goed. Hij kijkt zelf ook een beetje verbaasd. Ik neem het hem niet kwalijk.

We krijgen een kaart mee van het resort. Er zijn vier restaurants waarvan het Italiaanse nu nog open. Er zijn vijf zwembaden en een babybad. Ontbijtbuffet is bij de Obelisk. Er is een kidsclub ‘to babysit Emily. Though she might need two.’ Ik krijg het allemaal maar half mee en hoop dat mijn man en zijn bijna feilloze navigatievermogen beter opletten. Emily speelt inmiddels met de kameel die ze van de baliemeneer kreeg.

Als we naar buiten lopen, blijken we naar onze kamer (of suite zoals ze het steeds noemen) te worden gebracht met een soort golfkarretje. ‘If you need to go somewhere, just dial zero. We will come to pick you up. It’s pretty big here.’ Het is inderdaad pretty big. Het ritje lobby-kamersuite duurt ruim tien minuten. We kijken onze ogen uit. Waar zijn we in godsnaam beland. We zijn geen mietjes als het gaat om luxe. Vijf sterren is niet voor het eerst. Maar dit is heel overweldigend. Helemaal na het, verder prima, vergane glorie hotel van de nacht ervoor.

Sweet suite
Bij de kamersuite aangekomen, doet de golfkarachmed de deur voor ons open. Er verschijnt een suite, inderdaad. Een zitgedeelte. Een kingkingsizebed (daar is vast een beter woord voor). Een inloopkast. Een badkamer met twee wasbakken, stortdouche, bad, toilet en bidet. Voor Emily een puntgaaf, kwijlvlekvrij bedje met Winnie the Pooh beddengoed. Er staat klassieke muziek op. De suite is voorgekoeld. Er zijn zoete lekkernijen en een goed gevulde minibar ‘free of charge’. Kersje op de taart is de ruime veranda en directe toegang naar het zwembad. Het zwembad op babyfoonafstand, that is.

We proberen niet te laten merken hoe idioot we het vinden, we staan er al zo gekleurd op. Mijn man geeft onze chauffeur een flinke fooi. Als de deur achter hem dichtvalt, staan we beduusd naar elkaar te kijken. Emily kruipt in de kast en doet schaterlachend de de deur dicht en open. ‘Wat is dit? Mijn god.’ ‘Ja. Zeg dat.’ Op een kaartje op mijn nachtkastje lees ik de kledingvoorschriften. ‘Footwear’ is ten alle tijde verplicht. Check.

Ik dank mijn heldere moment vlak voor vertrek toen ik nog snel een ‘leuk jurkje’ in mijn koffer propte. Je weet maar nooit, dacht ik. Ik had verder alleen wijdvallende shirts, leggings en een te grote linnenbroek ingepakt.
We doen snel een rondje opfrissen en omkleden. We moeten haasten voor het Italiaanse restaurant. We eten in pure luxe, aan het zwembad, met uitzicht op Israël. Emily danst de sterren van de hemel op de swingende liedjes van de tweekoppige liveformatie. We drinken cocktails. We snappen er niks van.

Als de kleine showsteler ligt te slapen (niet in de kast zoals ze eigenlijk wilde), gaat mijn man nog even zwemmen. ‘Als je uit het water komt, komen ze je een handdoek brengen.’ We drinken wat minibarbier en slapen de intensieve dag van ons af in kingking.

Your glasses, please
De volgende ochtend zijn we vroeg wakker. We drinken koffie op de veranda terwijl Emily haar kameel rondleidt. Daarna is het tijd voor het ontbijtbuffet. Al net zo idioot als de rest. Champagne, vers fruit, keuze uit vijftig verschillende broodjes, een ‘cereal station’ dat twee meter beslaat. Met keuze uit vier verschillende soorten melk. Gerookte zalm, honing direct van een honingraat. Met een geweldig uitzicht. Ook nog.

Er zit nog maar één ding op de rest van de dag: alle zwembaden uittesten en ultiem relaxen. Ik zie dat bikini’s hier ‘mogen’. Het voelt echter een beetje vreemd, zo tussen de volledig geklede dames, dus ik besluit een hemdje aan te houden als ik het zwembad instap dat optisch overloopt in de Dode Zee. Als ik het water weer uitkom, staat er inderdaad iemand klaar met een handdoek. Er zijn flesjes gekoeld mineraalwater klaargezet. Emily durft voor het eerst ook helemaal het het zwembad in. We zijn nu kiddypoolliggers geworden. Ze vermaakt zich opperbest. Gedurende de ochtend worden we voorzien van cocktails, weer van die heerlijk ruikende doekjes, maar nu met ijs. Er worden schijfjes komkommer uitgedeeld als verfrissing. Toppunt is de jongen die mijn man vraagt om zijn ‘glasses’. Hij bedoelde niet de lege glazen. Hij bedoelde zijn zonnebril. Die wordt zorgvuldig voor hem schoongemaakt. We krijgen de slappe lach. Je kont afvegen. Dat is het enige dat je hier zelf doet.

Twee nachten verblijven we in de onbeschrijfelijke luxe van Kempinski. We tanken alle drie bij van de pittige eerste dagen. Van het pittige afgelopen jaar. We smeren ons in met Dode Zeemodder en dobberen het vervolgens van ons af. We bruinen ons aan de Midden-Oostenzon.

Maar ook aan de Kempinskidroom komt een eind. Voor de laatste nachten hebben we nog geen hotel geboekt. We willen eigenlijk nog naar Amman en de Wadi Rum woestijn bezoeken. Maar eigenlijk willen we vooral niet weg. Kempinskiluxe. Het is verslavend. Toch moeten we er aan geloven: een plan voor de laatste dagen Jordanië.

Kempinski Ishtar Dead Sea

Auteur: minke

Schrijft. Graag. Mooie. Verhalen. Geboren in 1982. "Boring days are boring."

5 gedachten over “Vakantie Jordanië deel 3: I wish I had my shoes on.”

Laat een reactie achter op Erika Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.